Terug naar bibliotheek
Vierde Boek. Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard
Titel II. Strafvordering in zaken betreffende jeugdige personen
Eerste afdeling. Algemene bepalingen
Artikel 487

Artikel 487 (Strafvordering kinderen jonger dan twaalf jaar)

Laatste versie

1. In gevallen waarin uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren een strafbaar feit heeft begaan, zijn uitsluitend de artikelen 52 tot en met 55b, 56, 56a, eerste tot en met derde lid, 95 tot en met 102, 118, 119, 552a en 552d tot en met 552g van toepassing. De artikelen 116 tot en met 117a zijn van overeenkomstige toepassing.

2. In afwijking van artikel 56a, tweede lid, kan de verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten ten hoogste zes uur worden opgehouden voor onderzoek. De hulpofficier van justitie doet van de ophouding van de verdachte mededeling aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Artikel 488b is van overeenkomstige toepassing.

3. Het afleggen van een verklaring als bedoeld in artikel 116, tweede lid, en het doen van beklag als bedoeld in artikel 552a geschiedt voor de minderjarige, bedoeld in het eerste lid, door zijn wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.

Uitleg in duidelijke taal

1. In gevallen waarin uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren een strafbaar feit heeft begaan, zijn uitsluitend de artikelen 52 tot en met 55b, 56, 56a, eerste tot en met derde lid, 95 tot en met 102, 118, 119, 552a en 552d tot en met 552g van toepassing. De artikelen 116 tot en met 117a zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid bepaalt dat wanneer er op basis van feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden ontstaat dat een persoon beneden de leeftijd van twaalf jaren een strafbaar feit heeft gepleegd, dan zijn uitsluitend de specifiek genoemde wetsartikelen (namelijk 52 tot en met 55b, 56, 56a, eerste tot en met derde lid, 95 tot en met 102, 118, 119, 552a en 552d tot en met 552g) van toepassing. Bovendien zijn de artikelen 116 tot en met 117a van overeenkomstige toepassing, wat inhoudt dat deze op een vergelijkbare wijze gelden.

2. In afwijking van artikel 56a, tweede lid, kan de verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten ten hoogste zes uur worden opgehouden voor onderzoek. De hulpofficier van justitie doet van de ophouding van de verdachte mededeling aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Artikel 488b is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat, in afwijking van artikel 56a, tweede lid, een verdachte (jonger dan twaalf jaar) van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, maximaal zes uur mag worden opgehouden voor onderzoek. De hulpofficier van justitie moet de ophouding van de verdachte melden aan een gecertificeerde instelling zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Artikel 488b is hierbij van overeenkomstige toepassing.

3. Het afleggen van een verklaring als bedoeld in artikel 116, tweede lid, en het doen van beklag als bedoeld in artikel 552a geschiedt voor de minderjarige, bedoeld in het eerste lid, door zijn wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.

Dit lid bepaalt dat voor de minderjarige die in het eerste lid wordt bedoeld (dus een persoon jonger dan twaalf jaar), het afleggen van een verklaring (zoals beschreven in artikel 116, tweede lid) en het doen van beklag (zoals beschreven in artikel 552a) moet gebeuren door zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.