Artikel 47 (Aanwijzing raadsman bij bevel beperking verkeer)
1. Ingeval een bevel als bedoeld in artikel 46 is gegeven, brengt de officier van justitie dit onverwijld ter kennis van de voorzitter van de rechtbank. Deze wijst onverwijld een raadsman aan.
2. De krachtens het eerste lid aangewezen raadsman treedt, zolang het bevel van kracht is en voor zover het vrije verkeer tussen raadsman en verdachte daardoor wordt beperkt, als zodanig op.
Uitleg in duidelijke taal
1. Ingeval een bevel als bedoeld in artikel 46 is gegeven, brengt de officier van justitie dit onverwijld ter kennis van de voorzitter van de rechtbank. Deze wijst onverwijld een raadsman aan.
Dit betekent dat wanneer een bevel, zoals omschreven in artikel 46, is uitgevaardigd, de officier van justitie dit bevel zonder uitstel (onverwijld) moet meedelen aan de voorzitter van de rechtbank. De voorzitter van de rechtbank wijst vervolgens zonder uitstel (onverwijld) een raadsman toe.
2. De krachtens het eerste lid aangewezen raadsman treedt, zolang het bevel van kracht is en voor zover het vrije verkeer tussen raadsman en verdachte daardoor wordt beperkt, als zodanig op.
Dit houdt in dat de raadsman die op grond van (krachtens) het eerste lid is aangewezen, in die hoedanigheid (als zodanig) zal optreden. Dit doet hij zolang het bevel (als bedoeld in artikel 46) geldig is en voor zover de vrije communicatie (het vrije verkeer) tussen de raadsman en de verdachte door dat bevel wordt ingeperkt (beperkt).