Artikel 465 (Herzieningsaanvraag voorwaarden beslissingen Hoge Raad)
1. De Hoge Raad verklaart de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk indien deze niet een onherroepelijke uitspraak van de rechter in Nederland houdende een veroordeling of een ontslag van alle rechtsvervolging als bedoeld in artikel 457, tweede lid, betreft, dan wel niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 460 gesteld.
2. De Hoge Raad kan de herzieningsaanvraag betreffende het in artikel 457, eerste lid, onder b, vermelde geval niet-ontvankelijk verklaren indien deze niet wordt ingediend binnen drie maanden nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de gewezen verdachte bekend is.
3. Indien de herzieningsaanvraag kennelijk ongegrond is, wijst de Hoge Raad deze af.
4. In de overige gevallen zijn de navolgende bepalingen uit deze afdeling van toepassing.
5. De Hoge Raad kan alvorens een beslissing te nemen opdracht geven tot een nader onderzoek als bedoeld in de artikelen 461 en 463 of tot het inwinnen van advies van de in artikel 462 bedoelde commissie.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Hoge Raad verklaart de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk indien deze niet een onherroepelijke uitspraak van de rechter in Nederland houdende een veroordeling of een ontslag van alle rechtsvervolging als bedoeld in artikel 457, tweede lid, betreft, dan wel niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 460 gesteld.
Dit betekent dat de Hoge Raad een verzoek tot herziening (herzieningsaanvraag) niet in behandeling neemt (niet-ontvankelijk verklaart) als dit verzoek niet gaat over een definitieve (onherroepelijke) uitspraak van een Nederlandse rechter waarin een veroordeling is uitgesproken of een ontslag van alle rechtsvervolging is verleend, zoals omschreven in artikel 457, tweede lid. De aanvraag wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard als deze niet voldoet aan de voorwaarden die in artikel 460 zijn gesteld.
2. De Hoge Raad kan de herzieningsaanvraag betreffende het in artikel 457, eerste lid, onder b, vermelde geval niet-ontvankelijk verklaren indien deze niet wordt ingediend binnen drie maanden nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de gewezen verdachte bekend is.
Dit houdt in dat de Hoge Raad een herzieningsaanvraag die betrekking heeft op het geval dat genoemd wordt in artikel 457, eerste lid, onder b (een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens die een schending vaststelt), niet-ontvankelijk kan verklaren. Dit kan gebeuren als de aanvraag niet is ingediend binnen een termijn van drie maanden nadat er een omstandigheid is opgetreden waaruit blijkt dat de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bekend is bij de persoon die eerder verdachte was (de gewezen verdachte).
3. Indien de herzieningsaanvraag kennelijk ongegrond is, wijst de Hoge Raad deze af.
Dit betekent dat als het verzoek tot herziening (de herzieningsaanvraag) overduidelijk geen steekhoudende redenen heeft (kennelijk ongegrond is), de Hoge Raad dit verzoek afwijst.
4. In de overige gevallen zijn de navolgende bepalingen uit deze afdeling van toepassing.
Dit wil zeggen dat in alle andere situaties, die niet onder de voorgaande leden vallen, de regels die hierna volgen (de navolgende bepalingen) binnen deze specifieke afdeling van het wetboek van toepassing zijn.
5. De Hoge Raad kan alvorens een beslissing te nemen opdracht geven tot een nader onderzoek als bedoeld in de artikelen 461 en 463 of tot het inwinnen van advies van de in artikel 462 bedoelde commissie.
Dit houdt in dat de Hoge Raad, voordat hij een definitieve beslissing neemt over de herzieningsaanvraag, de bevoegdheid heeft om een opdracht te geven voor een aanvullend onderzoek (nader onderzoek), zoals omschreven in de artikelen 461 en 463. Daarnaast kan de Hoge Raad advies inwinnen bij de commissie die in artikel 462 wordt genoemd.