Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Rechtsmiddelen
B. Buitengewone rechtsmiddelen
Titel VIII. Herziening van arresten en vonnissen
Eerste Afdeling. Herziening ten voordele van de gewezen verdachte
Artikel 464

Artikel 464 (Toepassing onderzoeksvoorschriften herziening)

Laatste versie

1. Ten aanzien van het in artikel 463, tweede lid, bedoelde onderzoek vinden de artikelen 28 tot en met 31, 94, eerste en derde lid, 96 tot en met 102a, 104 tot en met 116, eerste lid, 124 tot en met 125o, 126n tot en met 126nd, 126nf tot en met 126ni, 126aa tot en met 126dd, 141, 142, 148, 150 tot en met 151d en 152 tot en met 157 overeenkomstige toepassing met dien verstande dat daar waar wordt gesproken van de verdachte daaronder wordt verstaan de gewezen verdachte, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van het onderzoek.

Uitleg in duidelijke taal

1. Ten aanzien van het in artikel 463, tweede lid, bedoelde onderzoek vinden de artikelen 28 tot en met 31, 94, eerste en derde lid, 96 tot en met 102a, 104 tot en met 116, eerste lid, 124 tot en met 125o, 126n tot en met 126nd, 126nf tot en met 126ni, 126aa tot en met 126dd, 141, 142, 148, 150 tot en met 151d en 152 tot en met 157 overeenkomstige toepassing met dien verstande dat daar waar wordt gesproken van de verdachte daaronder wordt verstaan de gewezen verdachte, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.

Dit lid bepaalt dat met betrekking tot het onderzoek dat in artikel 463, tweede lid, wordt genoemd, de volgende artikelen op een vergelijkbare wijze van toepassing zijn (vinden overeenkomstige toepassing): de artikelen 28 tot en met 31, 94, eerste en derde lid, 96 tot en met 102a, 104 tot en met 116, eerste lid, 124 tot en met 125o, 126n tot en met 126nd, 126nf tot en met 126ni, 126aa tot en met 126dd, 141, 142, 148, 150 tot en met 151d en 152 tot en met 157. Hierbij geldt de voorwaarde (met dien verstande dat) dat wanneer in die artikelen over 'de verdachte' wordt gesproken, daaronder 'de gewezen verdachte' wordt verstaan, tenzij een specifieke bepaling het tegenovergestelde aangeeft (voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt).

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van het onderzoek.

Dit lid stelt dat door middel van een algemene maatregel van bestuur, of op grond daarvan (krachtens), verdere (nadere) regels kunnen worden opgesteld (gesteld) over hoe het onderzoek wordt ingericht (de inrichting van het onderzoek).