Artikel 463 (Nader onderzoek na toewijzing herzieningsverzoek)
1. In geval van toewijzing van het in artikel 461 bedoelde verzoek, stelt de procureur-generaal het nader onderzoek in. Indien daarbij naar zijn oordeel enig onderzoek door de rechter-commissaris noodzakelijk is, kan hij dat onderzoek opdragen aan de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, in een rechtbank die van de zaak nog geen kennis heeft genomen. Artikel 469, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Indien naar zijn oordeel het belang van het nader onderzoek dit vordert, kan de procureur-generaal zich bij het verrichten daarvan laten bijstaan door een onderzoeksteam.
3. Het in het tweede lid bedoelde team wordt samengesteld uit opsporingsambtenaren die niet eerder bij de strafzaak betrokken zijn geweest. Het team kan worden aangevuld met leden van het openbaar ministerie of deskundigen, die niet eerder bij de strafzaak betrokken zijn geweest. Het College van procureurs-generaal verleent de procureur-generaal op diens verzoek de nodige bijstand bij de instelling van het onderzoeksteam en de uitvoering van het onderzoek. De leden van het onderzoeksteam worden benoemd door de procureur-generaal.
4. De werkzaamheden van het onderzoeksteam geschieden onder leiding en verantwoordelijkheid van de procureur-generaal. Artikel 111, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van overeenkomstige toepassing.
5. Indien tijdens het nader onderzoek getuigen of deskundigen worden gehoord, nodigt de procureur-generaal of degene die in diens opdracht met het verhoor is belast, de raadsman van gewezen verdachte tot bijwoning van het verhoor uit, voor zover dit met de bescherming van de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen verenigbaar is. De gewezen verdachte kan in de gelegenheid worden gesteld het verhoor bij te wonen. De gewezen verdachte en diens raadsman kunnen de vragen opgeven die zij gesteld wensen te zien. Artikel 187, tweede en derde lid, 187b en 187d zijn van overeenkomstige toepassing.
6. Nadat de onderzoekshandelingen zijn voltooid worden de daarop betrekking hebbende stukken aan de processtukken toegevoegd en wordt aan de verzoeker een afschrift van die stukken toegezonden.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van toewijzing van het in artikel 461 bedoelde verzoek, stelt de procureur-generaal het nader onderzoek in. Indien daarbij naar zijn oordeel enig onderzoek door de rechter-commissaris noodzakelijk is, kan hij dat onderzoek opdragen aan de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, in een rechtbank die van de zaak nog geen kennis heeft genomen. Artikel 469, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat wanneer een verzoek om herziening, zoals bedoeld in artikel 461, wordt toegewezen, de procureur-generaal een nader onderzoek zal starten. Als de procureur-generaal van mening is dat voor dit nadere onderzoek een onderzoek door de rechter-commissaris nodig is, kan hij deze taak opdragen aan de rechter-commissaris die verantwoordelijk is voor de behandeling van strafzaken. Dit moet een rechter-commissaris zijn bij een rechtbank die de zaak nog niet eerder heeft behandeld. Bovendien is artikel 469, derde lid, hier ook van overeenkomstige toepassing.
2. Indien naar zijn oordeel het belang van het nader onderzoek dit vordert, kan de procureur-generaal zich bij het verrichten daarvan laten bijstaan door een onderzoeksteam.
Dit lid stelt dat, als de procureur-generaal oordeelt dat het belang van het nader onderzoek dit vereist, hij zich bij de uitvoering van dit onderzoek kan laten assisteren door een onderzoeksteam.
3. Het in het tweede lid bedoelde team wordt samengesteld uit opsporingsambtenaren die niet eerder bij de strafzaak betrokken zijn geweest. Het team kan worden aangevuld met leden van het openbaar ministerie of deskundigen, die niet eerder bij de strafzaak betrokken zijn geweest. Het College van procureurs-generaal verleent de procureur-generaal op diens verzoek de nodige bijstand bij de instelling van het onderzoeksteam en de uitvoering van het onderzoek. De leden van het onderzoeksteam worden benoemd door de procureur-generaal.
Dit lid beschrijft de samenstelling van het onderzoeksteam genoemd in het tweede lid. Dit team bestaat uit opsporingsambtenaren die niet eerder betrokken waren bij de betreffende strafzaak. Het team kan eventueel worden aangevuld met leden van het openbaar ministerie of met deskundigen, op voorwaarde dat ook zij niet eerder bij de strafzaak betrokken zijn geweest. Het College van procureurs-generaal biedt de procureur-generaal, als deze daarom vraagt, de vereiste bijstand bij de instelling van het onderzoeksteam en bij de uitvoering van het onderzoek. De leden van het onderzoeksteam worden benoemd door de procureur-generaal.
4. De werkzaamheden van het onderzoeksteam geschieden onder leiding en verantwoordelijkheid van de procureur-generaal. Artikel 111, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat de activiteiten van het onderzoeksteam plaatsvinden onder de leiding en verantwoordelijkheid van de procureur-generaal. Artikel 111, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is hierop eveneens van overeenkomstige toepassing.
5. Indien tijdens het nader onderzoek getuigen of deskundigen worden gehoord, nodigt de procureur-generaal of degene die in diens opdracht met het verhoor is belast, de raadsman van gewezen verdachte tot bijwoning van het verhoor uit, voor zover dit met de bescherming van de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen verenigbaar is. De gewezen verdachte kan in de gelegenheid worden gesteld het verhoor bij te wonen. De gewezen verdachte en diens raadsman kunnen de vragen opgeven die zij gesteld wensen te zien. Artikel 187, tweede en derde lid, 187b en 187d zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit lid regelt dat als er tijdens het nader onderzoek getuigen of deskundigen worden gehoord, de procureur-generaal (of degene die in diens opdracht met het verhoor is belast) de raadsman van de gewezen verdachte uitnodigt om het verhoor bij te wonen. Deze uitnodiging geldt alleen voor zover dit verenigbaar is met de bescherming van de belangen zoals vermeld in artikel 187d, eerste lid. De gewezen verdachte kan ook in de gelegenheid worden gesteld het verhoor bij te wonen. Zowel de gewezen verdachte als diens raadsman kunnen de vragen opgeven die zij gesteld wensen te zien. Artikel 187, tweede en derde lid, artikel 187b en artikel 187d zijn van overeenkomstige toepassing.
6. Nadat de onderzoekshandelingen zijn voltooid worden de daarop betrekking hebbende stukken aan de processtukken toegevoegd en wordt aan de verzoeker een afschrift van die stukken toegezonden.
Dit lid bepaalt dat, nadat de onderzoekshandelingen zijn voltooid, de stukken die daarop betrekking hebben, aan de processtukken worden toegevoegd. Vervolgens wordt aan de verzoeker (degene die het herzieningsverzoek heeft ingediend) een afschrift van die stukken toegezonden.