Artikel 462 (Adviescommissie herziening ten voordele verdachte)
1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 461 kan de procureur-generaal ambtshalve of op verzoek van de gewezen verdachte advies inwinnen van een commissie belast met de advisering over de wenselijkheid van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 461, eerste lid.
2. Tenzij het verzoek als bedoeld in artikel 461 naar zijn oordeel niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, dan wel voor toewijzing vatbaar is, wint de procureur-generaal in ieder geval advies in van de commissie indien de gewezen verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren of meer.
3. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en is openbaar. Indien de beslissing van de procureur-generaal over het in artikel 461, eerste lid, bedoelde verzoek afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende samenstelling, inrichting, bevoegdheden en werkwijze van de in het eerste lid bedoelde commissie. De algemene maatregel van bestuur bevat in ieder geval bepalingen over het aantal leden en de zittingsduur van deze leden, de vervulling van het secretariaat en de aan de commissie ter beschikking te stellen financiële middelen. De benoeming van de leden geschiedt door de Minister van Veiligheid en Justitie op voordracht van de procureur-generaal.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 461 kan de procureur-generaal ambtshalve of op verzoek van de gewezen verdachte advies inwinnen van een commissie belast met de advisering over de wenselijkheid van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 461, eerste lid.
Dit betekent dat wanneer een verzoek is ingediend zoals omschreven in artikel 461, de procureur-generaal de bevoegdheid heeft om advies in te winnen. De procureur-generaal kan dit uit eigen initiatief (ambtshalve) doen, of op verzoek van de persoon die voorheen verdachte was (de gewezen verdachte). Dit advies wordt gevraagd aan een commissie die tot taak heeft (belast is met) te adviseren over de wenselijkheid van het uitvoeren van een nader onderzoek, zoals gespecificeerd in het eerste lid van artikel 461.
2. Tenzij het verzoek als bedoeld in artikel 461 naar zijn oordeel niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, dan wel voor toewijzing vatbaar is, wint de procureur-generaal in ieder geval advies in van de commissie indien de gewezen verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren of meer.
Dit lid stelt dat de procureur-generaal verplicht is advies in te winnen van de commissie als de gewezen verdachte veroordeeld is tot een gevangenisstraf van zes jaar of langer. Een uitzondering hierop is als de procureur-generaal oordeelt dat het verzoek (zoals bedoeld in artikel 461) niet-ontvankelijk is (niet voldoet aan de formele vereisten), kennelijk ongegrond is (duidelijk zonder enige basis), of direct voor toewijzing vatbaar is (meteen kan worden goedgekeurd). In dergelijke uitzonderingsgevallen hoeft de procureur-generaal geen advies in te winnen, zelfs niet bij een veroordeling tot een gevangenisstraf van zes jaren of meer.
3. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en is openbaar. Indien de beslissing van de procureur-generaal over het in artikel 461, eerste lid, bedoelde verzoek afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld.
Dit betekent dat het advies dat de commissie verstrekt, op schrift moet worden gesteld (schriftelijk uitgebracht) en publiekelijk toegankelijk is (openbaar). Mocht de procureur-generaal een beslissing nemen over het verzoek (zoals bedoeld in artikel 461, eerste lid) die verschilt van (afwijkt van) het advies van de commissie, dan moet de reden voor deze afwijking in de beslissing worden opgenomen.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende samenstelling, inrichting, bevoegdheden en werkwijze van de in het eerste lid bedoelde commissie. De algemene maatregel van bestuur bevat in ieder geval bepalingen over het aantal leden en de zittingsduur van deze leden, de vervulling van het secretariaat en de aan de commissie ter beschikking te stellen financiële middelen. De benoeming van de leden geschiedt door de Minister van Veiligheid en Justitie op voordracht van de procureur-generaal.
Dit lid bepaalt dat er via een algemene maatregel van bestuur (een uitvoeringsbesluit van de regering) meer gedetailleerde regels worden vastgesteld. Deze regels betreffen de samenstelling, de organisatiestructuur (inrichting), de bevoegdheden en de manier van werken (werkwijze) van de commissie die in het eerste lid is genoemd. De algemene maatregel van bestuur moet minimaal voorschriften (bepalingen) bevatten over het aantal leden van de commissie, de periode waarvoor zij benoemd worden (zittingsduur), hoe het secretariaat wordt ingevuld (vervulling van het secretariaat), en de financiële middelen die aan de commissie beschikbaar worden gesteld. De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de benoeming van de leden, en doet dit op basis van een aanbeveling (voordracht) van de procureur-generaal.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:2095 - Herziening en Nieuwe Deskundigenrapporten: Wanneer is sprake van een novum?
In een herzieningszaak op basis van nieuwe, tegenstrijdige deskundigenrapporten, oordeelt de Hoge Raad dat nader onderzoek nodig is. De oorspronkelijke deskundigen moeten de kans krijgen te reageren alvorens beslist kan worden of sprake is van een novum dat tot herziening noopt.
ECLI:NL:HR:2008:BA1024
ECLI:NL:HR:2021:634 - Herziening na 25 jaar door twijfel over valse bekentenis
De Hoge Raad honoreert een herzieningsverzoek op basis van een nieuw psychologisch deskundigenrapport. Het rapport, dat met recente wetenschappelijke inzichten de betrouwbaarheid van de destijds afgelegde bekentenis ernstig in twijfel trekt, geldt als een 'novum' dat tot een vermoedelijke vrijspraak zou hebben geleid.
ECLI:NL:HR:2017:2317 - Zevende herzieningsaanvraag: causaliteit en het complex van handelen en nalaten
De Hoge Raad wijst de herzieningsaanvraag af. Nieuwe deskundigenrapporten over de medische doodsoorzaak vormen geen 'novum', omdat de veroordeling voor moord is gebaseerd op het gehele complex van opzettelijk handelen en nalaten van de aanvrager, niet op één specifieke medische oorzaak.