Wetboek van Strafvordering

1. Na de aanzegging bedoeld in artikel 435, eerste lid, bepaalt de voorzitter een rechtsdag met inachtneming van de termijnen bedoeld in artikel 437, eerste, onderscheidenlijk, tweede lid.

Dit lid stelt dat nadat de aanzegging, zoals omschreven in artikel 435, eerste lid, heeft plaatsgevonden, de voorzitter een dag voor de rechtszitting (rechtsdag) vaststelt. Bij het bepalen van deze rechtsdag moet de voorzitter rekening houden met (inachtneming van) de termijnen die zijn gespecificeerd in artikel 437, eerste lid, en artikel 437, tweede lid, respectievelijk (onderscheidenlijk).

2. Aan de verdachte dan wel, indien zich bij de Hoge Raad namens de verdachte een raadsman heeft gesteld, aan de raadsman wordt mededeling gedaan van de dag voor de behandeling van de zaak bepaald.

Dit lid bepaalt dat de verdachte wordt geïnformeerd (mededeling gedaan) over de dag die is vastgesteld voor de behandeling van zijn of haar zaak. Indien er echter namens de verdachte een raadsman (advocaat) is aangemeld bij de Hoge Raad, dan wordt deze mededeling aan de raadsman gedaan in plaats van aan de verdachte zelf.

3. Aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt mededeling gedaan van de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting waar de zaak inhoudelijk wordt behandeld, alsmede van de zitting waar de uitspraak wordt gedaan.

Dit lid geeft aan dat het slachtoffer, indien het slachtoffer hierom verzoekt, geïnformeerd zal worden (mededeling gedaan) over de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting waarop de zaak inhoudelijk zal worden behandeld. Tevens zal het slachtoffer, op verzoek, geïnformeerd worden over de zitting waarin de uitspraak in de zaak zal worden gedaan.