Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Rechtsmiddelen
A. Gewone rechtsmiddelen
Titel III. Beroep in cassatie van uitspraken
Artikel 435

Artikel 435 (Aanzegging ontvangst stukken cassatie Hoge Raad)

Laatste versie

1. Na ontvangst van de stukken van het geding door de griffier van de Hoge Raad wordt door de procureur- generaal aan de verdachte dan wel, indien door het openbaar ministerie beroep in cassatie is ingesteld, aan het openbaar ministerie en aan de verdachte aangezegd dat de stukken van het geding bij de Hoge Raad zijn ingekomen onder mededeling dat de zaak door de Hoge Raad in behandeling zal worden genomen na verloop van de in het tweede onderscheidenlijk eerste lid van artikel 437 bedoelde termijn. In de aanzegging wordt gewezen op artikel 437.

2. Van de ontvangst van de stukken, bedoeld in het eerste lid, wordt eveneens kennis gegeven aan de benadeelde partij indien deze zich in het geding heeft gevoegd. In de kennisgeving wordt gewezen op artikel 437, derde lid.

3. In afwijking van artikel 36c, eerste lid, tweede volzin, geschiedt de aanzegging aan het openbaar ministerie door toezending.

Uitleg in duidelijke taal

1. Na ontvangst van de stukken van het geding door de griffier van de Hoge Raad wordt door de procureur- generaal aan de verdachte dan wel, indien door het openbaar ministerie beroep in cassatie is ingesteld, aan het openbaar ministerie en aan de verdachte aangezegd dat de stukken van het geding bij de Hoge Raad zijn ingekomen onder mededeling dat de zaak door de Hoge Raad in behandeling zal worden genomen na verloop van de in het tweede onderscheidenlijk eerste lid van artikel 437 bedoelde termijn. In de aanzegging wordt gewezen op artikel 437.

Dit betekent letterlijk: Nadat de griffier van de Hoge Raad de stukken van de rechtszaak (het geding) heeft ontvangen, deelt de procureur-generaal aan de verdachte mee (aanzeggen) dat de stukken zijn ingekomen. Indien het openbaar ministerie beroep in cassatie heeft ingesteld, wordt deze mededeling gedaan aan zowel het openbaar ministerie als aan de verdachte. In deze mededeling staat dat de stukken van het geding bij de Hoge Raad zijn ontvangen en dat de Hoge Raad de zaak in behandeling zal nemen na afloop van de termijn die genoemd wordt in artikel 437, tweede lid (voor de verdachte) respectievelijk (onderscheidenlijk) eerste lid (voor het openbaar ministerie). In de aanzegging wordt ook verwezen naar artikel 437.

2. Van de ontvangst van de stukken, bedoeld in het eerste lid, wordt eveneens kennis gegeven aan de benadeelde partij indien deze zich in het geding heeft gevoegd. In de kennisgeving wordt gewezen op artikel 437, derde lid.

Dit betekent letterlijk: De benadeelde partij wordt ook geïnformeerd (kennis gegeven) over de ontvangst van de stukken die in het eerste lid zijn genoemd, op voorwaarde dat deze benadeelde partij zich in de rechtszaak (het geding) heeft gevoegd (deelneemt als partij). In deze kennisgeving wordt verwezen naar artikel 437, derde lid.

3. In afwijking van artikel 36c, eerste lid, tweede volzin, geschiedt de aanzegging aan het openbaar ministerie door toezending.

Dit betekent letterlijk: Anders dan wat bepaald is in artikel 36c, eerste lid, tweede volzin, vindt de mededeling (aanzegging) aan het openbaar ministerie plaats door middel van toezending (het fysiek opsturen van documenten).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad229x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD5163

ECLI:NL:HR:2002:AD516312 maart 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad47x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AE5288

ECLI:NL:HR:2003:AE52888 juli 2003Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtInternationaal Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad35x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1995:ZD0095

ECLI:NL:HR:1995:ZD009527 juni 1995Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AD4727

ECLI:NL:HR:2001:AD472723 oktober 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BF5053

ECLI:NL:HR:2008:BF505323 december 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF4207

ECLI:NL:HR:2003:AF420725 maart 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:485 - Hoge Raad: Geen bijzondere affectieve relatie vereist voor toekenning schokschade

ECLI:NL:HR:2023:48528 maart 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Het ontbreken van een 'bijzondere affectieve relatie' is op zichzelf geen doorslaggevende grond om een vordering tot vergoeding van schokschade af te wijzen. De rechter moet alle relevante gezichtspunten wegen, waarbij de aard van de confrontatie met het misdrijf een belangrijke rol speelt.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Civiel RechtLetselschaderecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2

ECLI:NL:HR:2015:26 januari 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB1760

ECLI:NL:HR:2001:AB176022 mei 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtFiscaal Strafrecht, Loonbelasting
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:17

ECLI:NL:HR:2019:178 januari 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak