Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Rechtsmiddelen
A. Gewone rechtsmiddelen
Titel III. Beroep in cassatie van uitspraken
Artikel 432

Artikel 432 (Termijn instellen beroep in cassatie)

Laatste versie

1. Het beroep in cassatie moet binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld indien:

a. de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend; b. de verdachte op de terechtzitting of nadere terechtzitting is verschenen; c. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was; d. de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte hoger beroep is ingesteld, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 36g en in hoger beroep geen onvoorwaardelijke straf of maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan zes maanden.

2. In andere gevallen dan de in het eerste lid genoemde moet cassatie worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat het vonnis of arrest de verdachte bekend is.

3. Indien het onderzoek op de terechtzitting voor onbepaalde tijd is geschorst en de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting niet in persoon is gedaan of betekend, is de termijn bedoeld in het tweede lid van toepassing, tenzij

a. de verdachte op de nadere terechtzitting is verschenen of b. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was.

Indien een van deze twee uitzonderingen zich voordoet, is de termijn genoemd in de aanhef van het eerste lid van toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het beroep in cassatie moet binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld indien:

Dit lid stelt dat het beroep in cassatie binnen een termijn van veertien dagen na de definitieve uitspraak (einduitspraak) moet worden ingediend (ingesteld) als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend;

Dit betekent dat de termijn van veertien dagen geldt als de officiële oproep (dagvaarding of oproeping) om bij de zitting (terechtzitting) aanwezig te zijn, of de aankondiging (aanzegging) of oproeping voor een eventuele latere zitting (nadere terechtzitting), persoonlijk aan de verdachte is overhandigd (in persoon is gedaan) of officieel is afgeleverd (betekend).

b. de verdachte op de terechtzitting of nadere terechtzitting is verschenen;

Dit betekent dat de termijn van veertien dagen ook geldt als de verdachte daadwerkelijk aanwezig was (is verschenen) op de zitting of op een eventuele latere zitting.

c. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was;

Dit betekent dat de termijn van veertien dagen eveneens van toepassing is als er sprake is van een andere situatie (anderszins een omstandigheid) waaruit duidelijk wordt (waaruit voortvloeit) dat de verdachte vóór de zitting of vóór de eventuele latere zitting al wist (tevoren bekend was) op welke dag deze zou plaatsvinden.

d. de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte hoger beroep is ingesteld, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 36g en in hoger beroep geen onvoorwaardelijke straf of maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan zes maanden.

Dit betekent dat de termijn van veertien dagen ook geldt als de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, op een juridisch correcte wijze (rechtsgeldig) aan de verdachte is afgeleverd (betekend), waarbij de regels van artikel 36g in acht zijn genomen, én als in de procedure van het hoger beroep geen straf of maatregel zonder voorwaarden (onvoorwaardelijke straf of maatregel) is opgelegd die inhoudt dat de verdachte langer dan zes maanden van zijn vrijheid wordt beroofd (vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan zes maanden).

2. In andere gevallen dan de in het eerste lid genoemde moet cassatie worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat het vonnis of arrest de verdachte bekend is.

Dit lid bepaalt dat in situaties die niet onder de in het eerste lid beschreven voorwaarden vallen, het beroep in cassatie moet worden ingediend (ingesteld) binnen veertien dagen. Deze termijn van veertien dagen begint te lopen vanaf het moment dat er een omstandigheid plaatsvindt waaruit blijkt (waaruit voortvloeit) dat de uitspraak (het vonnis of arrest) bij de verdachte bekend is.

3. Indien het onderzoek op de terechtzitting voor onbepaalde tijd is geschorst en de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting niet in persoon is gedaan of betekend, is de termijn bedoeld in het tweede lid van toepassing, tenzij

Dit lid specificeert dat als het onderzoek tijdens de zitting (onderzoek op de terechtzitting) voor een niet vastgestelde periode (onbepaalde tijd) is onderbroken (geschorst), en als de aankondiging (aanzegging) of oproeping voor de vervolgzitting (nadere terechtzitting) niet persoonlijk aan de verdachte is overhandigd (in persoon is gedaan) of officieel is afgeleverd (betekend), de termijn zoals genoemd in het tweede lid van dit artikel geldt. Dit is echter niet het geval (tenzij) als een van de volgende uitzonderingen zich voordoet:

a. de verdachte op de nadere terechtzitting is verschenen of

Dit betekent dat de termijn van het tweede lid niet van toepassing is als de verdachte daadwerkelijk aanwezig was (is verschenen) op de vervolgzitting (nadere terechtzitting), of

b. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was.

Dit betekent dat de termijn van het tweede lid ook niet van toepassing is als er sprake is van een andere situatie (anderszins een omstandigheid) waaruit duidelijk wordt (waaruit voortvloeit) dat de verdachte vóór de vervolgzitting (nadere terechtzitting) al wist (tevoren bekend was) op welke dag deze zou plaatsvinden.

Indien een van deze twee uitzonderingen zich voordoet, is de termijn genoemd in de aanhef van het eerste lid van toepassing.

Dit laatste deel van het derde lid stelt dat als een van de twee zojuist genoemde uitzonderingen (onder a of b) zich voordoet, de termijn voor het instellen van beroep in cassatie de termijn is die in het begin (aanhef) van het eerste lid van dit artikel is genoemd (namelijk veertien dagen na de einduitspraak).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AD4727

ECLI:NL:HR:2001:AD472723 oktober 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO5251

ECLI:NL:HR:2011:BO525111 januari 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1943

ECLI:NL:HR:2021:194321 december 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1217

ECLI:NL:HR:2020:12177 juli 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:3

ECLI:NL:HR:2022:311 januari 2022Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:173

ECLI:NL:HR:2019:1735 februari 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1015

ECLI:NL:HR:2018:101526 juni 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AG3022

ECLI:NL:HR:2003:AG30229 december 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BB6401

ECLI:NL:HR:2007:BB640127 november 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ3289

ECLI:NL:HR:2007:AZ328916 januari 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak