Artikel 414 (Bewijsmiddelen en spreekrecht in hoger beroep)
1. De advocaat-generaal en de verdachte kunnen zoowel ter terechtzitting in eersten aanleg gehoorde als nieuwe getuigen en deskundigen doen dagvaarden of schriftelijk doen oproepen. Zij kunnen ook nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging overleggen.
2. De artikelen 263, tweede tot en met vijfde lid, en 264 zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de verdachte hoger beroep heeft ingesteld kan de advocaat-generaal bij een met redenen omklede beslissing een niet bij schriftuur door de verdachte opgegeven getuige of deskundige weigeren te doen oproepen, indien horen ter terechtzitting niet noodzakelijk is te achten.
3. Het slachtoffer of de nabestaande die in eerste aanleg geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te verklaren op grond van artikel 51e, kan van zijn voornemen daartoe schriftelijk kennis geven aan de advocaat-generaal of het gerechtshof. Artikel 260, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De advocaat-generaal en de verdachte kunnen zoowel ter terechtzitting in eersten aanleg gehoorde als nieuwe getuigen en deskundigen doen dagvaarden of schriftelijk doen oproepen. Zij kunnen ook nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging overleggen.
Dit lid stelt dat de advocaat-generaal en de verdachte de mogelijkheid hebben om getuigen en deskundigen die reeds ter terechtzitting in eerste aanleg zijn gehoord, alsook nieuwe getuigen en deskundigen, te laten dagvaarden of schriftelijk te laten oproepen. Tevens kunnen zij nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging overleggen.
2. De artikelen 263, tweede tot en met vijfde lid, en 264 zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de verdachte hoger beroep heeft ingesteld kan de advocaat-generaal bij een met redenen omklede beslissing een niet bij schriftuur door de verdachte opgegeven getuige of deskundige weigeren te doen oproepen, indien horen ter terechtzitting niet noodzakelijk is te achten.
Dit lid geeft aan dat de artikelen 263, tweede tot en met vijfde lid, en artikel 264 op overeenkomstige wijze van toepassing zijn. Indien de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, kan de advocaat-generaal middels een met redenen omklede beslissing weigeren een getuige of deskundige, die niet bij schriftuur door de verdachte is opgegeven, te doen oproepen, indien het horen van deze persoon ter terechtzitting niet noodzakelijk wordt geacht.
3. Het slachtoffer of de nabestaande die in eerste aanleg geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te verklaren op grond van artikel 51e, kan van zijn voornemen daartoe schriftelijk kennis geven aan de advocaat-generaal of het gerechtshof. Artikel 260, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat het slachtoffer of de nabestaande die in eerste aanleg geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om een verklaring af te leggen krachtens artikel 51e, zijn voornemen om dit alsnog te doen schriftelijk kan mededelen aan de advocaat-generaal of het gerechtshof. Artikel 260, tweede lid, is hierop van overeenkomstige toepassing.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:1496 - Hoge Raad - 30 juni 2014
ECLI:NL:HR:2017:1219 - Motiveringsplicht getuigenverzoek: Hoge Raad verduidelijkt eisen na EHRM-rechtspraak - 3 juli 2017
De Hoge Raad bevestigt dat de verdediging een verzoek tot het horen van getuigen deugdelijk moet motiveren, ook in het licht van art. 6 EVRM. De relevantie van het verhoor voor een te nemen beslissing moet per getuige worden toegelicht.
ECLI:NL:HR:2007:AZ1702 - Hoge Raad - 18 juni 2007
ECLI:NL:HR:2019:600 - Hoge Raad - 22 april 2019
ECLI:NL:HR:2010:BN2370 - Verzoek getuigen in hoger beroep en bewustheid bij voorhanden hebben wapen - 6 december 2010
Voor het 'voorhanden hebben' van een wapen (art. 26 WWM) is een mate van bewustheid over de aanwezigheid ervan vereist. Enkel de beschikkingsmacht over een ruimte waar het wapen ligt, is onvoldoende voor een bewezenverklaring, zeker als de verdachte stelt dat ook anderen toegang hadden.
ECLI:NL:HR:2010:BL7709 - Hoge Raad - 28 juni 2010
ECLI:NL:HR:2010:BL3964 - Getuigenverzoeken na terugwijzing: geen appelschriftuur, wel het verdedigingsbelang - 15 februari 2010
Na terugwijzing door de Hoge Raad is de regeling van de appelschriftuur (art. 410 lid 3 Sv) niet van toepassing. Getuigenverzoeken worden dan beoordeeld via art. 263/264 Sv, waarbij in beginsel het verdedigingsbelang de maatstaf is, behoudens de uitzonderingen van art. 418 lid 2 Sv.
ECLI:NL:HR:2000:AA6245 - Hoge Raad - 19 juni 2000
ECLI:NL:HR:2016:2 - Voegen van stukken in hoger beroep: onjuiste maatstaf en betrek-plicht rechter - 4 januari 2016
Een verzoek tot het voegen van stukken in hoger beroep mag niet worden afgewezen met het noodzakelijkheidscriterium. De Hoge Raad stelt dat de rechter de beginselen van een behoorlijke procesorde moet toepassen en acht moet slaan op de inhoud van rechtsgeldig overgelegde bescheiden.
ECLI:NL:HR:2012:BX0863 - Niet-herhaald getuigenverzoek, denaturering getuigenverklaring en aanvulling Promis-arrest - 5 november 2012
Indien het hof een getuigenverzoek toewijst door verwijzing naar de rechter-commissaris en de getuigen onvindbaar blijken, moet de verdediging een nieuw, onderbouwd verzoek doen. Een uitgewerkt Promis-arrest mag niet later worden aangevuld met bewijsmiddelen, al leidt dit niet tot nietigheid. Een verklaring denatureert niet als het hof deze begrijpelijk uitlegt.