Artikel 410a (Behandeling hoger beroep beperkte strafzaken)
1. Ingeval hoger beroep openstaat en is ingesteld tegen een vonnis betreffende uitsluitend een of meer overtredingen of misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van niet meer dan vier jaren is gesteld, waarbij geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een maximum – of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum – van € 500, wordt het ingestelde hoger beroep slechts ter terechtzitting aanhangig gemaakt en behandeld indien zulks naar het oordeel van de voorzitter in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist.
2. De behandeling ter terechtzitting van een ingesteld hoger beroep tegen een bij verstek gewezen vonnis van de rechtbank, niet zijnde de kantonrechter, is in ieder geval in het belang van een goede rechtsbedeling vereist indien de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte niet in persoon is gedaan of betekend en zich geen andere omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. De vorige zin is niet van toepassing in geval de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte op de voet van artikel 257e verzet is gedaan, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 36g.
3. Indien de voorzitter op grond van de ingediende schriftuur en de stukken van het geding, waaronder het verkorte vonnis of de aantekening van het vonnis, oordeelt dat in het belang van een goede rechtsbedeling behandeling in hoger beroep vereist is, beveelt deze dat de zaak op de voet van artikel 412 in hoger beroep ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt.
4. In het andere geval beslist de voorzitter bij een met redenen omklede beschikking dat het hoger beroep buiten behandeling wordt gelaten. Deze beschikking geldt als een beslissing op het rechtsmiddel als bedoeld in artikel 6:1:16, eerste lid.
5. Indien de verdachte ingevolge artikel 408a in de zaak is opgeroepen om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen geldt de oproeping als ingetrokken door de in het vierde lid bedoelde beschikking.
6. Een beschikking als bedoeld in het derde en vierde lid wordt aan de verdachte betekend.
7. In het geval, bedoeld in het vierde lid, staat tegen het vonnis waarop de beschikking van de voorzitter betrekking heeft, geen beroep in cassatie open.
Uitleg in duidelijke taal
1. Ingeval hoger beroep openstaat en is ingesteld tegen een vonnis betreffende uitsluitend een of meer overtredingen of misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van niet meer dan vier jaren is gesteld, waarbij geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een maximum – of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum – van € 500, wordt het ingestelde hoger beroep slechts ter terechtzitting aanhangig gemaakt en behandeld indien zulks naar het oordeel van de voorzitter in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist.
Dit betekent letterlijk: Wanneer de mogelijkheid tot hoger beroep bestaat en er daadwerkelijk hoger beroep is aangetekend tegen een vonnis dat uitsluitend betrekking heeft op één of meerdere overtredingen of misdrijven waarvoor volgens de wet een gevangenisstraf van maximaal vier jaar kan worden opgelegd, en waarbij geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete van maximaal € 500 (of, indien meerdere geldboetes zijn opgelegd, een gezamenlijk maximum van € 500), dan wordt dit ingestelde hoger beroep alleen op een zitting van het gerechtshof (ter terechtzitting) in behandeling genomen (aanhangig gemaakt en behandeld) als de voorzitter van het gerechtshof oordeelt dat dit noodzakelijk is voor een goede rechtspleging (in het belang van een goede rechtsbedeling).
2. De behandeling ter terechtzitting van een ingesteld hoger beroep tegen een bij verstek gewezen vonnis van de rechtbank, niet zijnde de kantonrechter, is in ieder geval in het belang van een goede rechtsbedeling vereist indien de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte niet in persoon is gedaan of betekend en zich geen andere omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. De vorige zin is niet van toepassing in geval de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte op de voet van artikel 257e verzet is gedaan, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 36g.
Dit betekent letterlijk: De behandeling op een zitting van een ingesteld hoger beroep tegen een vonnis dat bij verstek (dus zonder aanwezigheid van de verdachte) is uitgesproken door de rechtbank (maar niet door de kantonrechter), wordt in ieder geval als noodzakelijk voor een goede rechtspleging beschouwd als de dagvaarding of oproeping voor de zitting in eerste aanleg, of de aanzegging of oproeping voor een latere zitting, niet persoonlijk aan de verdachte is overhandigd of officieel betekend. Dit geldt ook als er geen andere omstandigheid is waaruit blijkt dat de verdachte van tevoren wist op welke dag de zitting of de latere zitting zou plaatsvinden. De voorgaande zin geldt echter niet als de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat de verdachte verzet heeft aangetekend volgens artikel 257e, op een rechtsgeldige manier aan de verdachte is betekend, waarbij de regels van artikel 36g in acht zijn genomen.
3. Indien de voorzitter op grond van de ingediende schriftuur en de stukken van het geding, waaronder het verkorte vonnis of de aantekening van het vonnis, oordeelt dat in het belang van een goede rechtsbedeling behandeling in hoger beroep vereist is, beveelt deze dat de zaak op de voet van artikel 412 in hoger beroep ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt.
Dit betekent letterlijk: Als de voorzitter, op basis van de ingediende schriftelijke argumenten (schriftuur) en de processtukken (stukken van het geding), inclusief het verkorte vonnis of de aantekening daarvan, van oordeel is dat behandeling van de zaak in hoger beroep noodzakelijk is voor een goede rechtspleging, dan geeft de voorzitter opdracht (beveelt) dat de zaak volgens de procedure van artikel 412 in hoger beroep op een zitting wordt gebracht (ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt).
4. In het andere geval beslist de voorzitter bij een met redenen omklede beschikking dat het hoger beroep buiten behandeling wordt gelaten. Deze beschikking geldt als een beslissing op het rechtsmiddel als bedoeld in artikel 6:1:16, eerste lid.
Dit betekent letterlijk: Als de voorzitter niet oordeelt dat behandeling in hoger beroep vereist is (het andere geval), dan beslist de voorzitter door middel van een schriftelijke beslissing met uitleg (met redenen omklede beschikking) dat het hoger beroep niet verder in behandeling wordt genomen (buiten behandeling wordt gelaten). Deze beschikking wordt beschouwd als een definitieve beslissing op het ingestelde rechtsmiddel, zoals bedoeld in artikel 6:1:16, eerste lid.
5. Indien de verdachte ingevolge artikel 408a in de zaak is opgeroepen om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen geldt de oproeping als ingetrokken door de in het vierde lid bedoelde beschikking.
Dit betekent letterlijk: Als de verdachte op basis van artikel 408a is opgeroepen om op een specifieke datum op de zitting te verschijnen, dan wordt die oproeping als ongeldig (ingetrokken) beschouwd door de beslissing van de voorzitter genoemd in het vierde lid (namelijk de beslissing om het hoger beroep buiten behandeling te laten).
6. Een beschikking als bedoeld in het derde en vierde lid wordt aan de verdachte betekend.
Dit betekent letterlijk: Een beslissing zoals genoemd in het derde lid (bevel tot behandeling ter terechtzitting) en het vierde lid (buiten behandeling laten van het hoger beroep) wordt officieel aan de verdachte meegedeeld (betekend).
7. In het geval, bedoeld in het vierde lid, staat tegen het vonnis waarop de beschikking van de voorzitter betrekking heeft, geen beroep in cassatie open.
Dit betekent letterlijk: In de situatie genoemd in het vierde lid (waarin het hoger beroep buiten behandeling is gelaten), is het niet mogelijk om tegen het oorspronkelijke vonnis (waarop de beslissing van de voorzitter betrekking heeft) in beroep te gaan bij de Hoge Raad (beroep in cassatie).