Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Rechtsmiddelen
A. Gewone rechtsmiddelen
Titel II. Hooger beroep van uitspraken
Artikel 410

Artikel 410 (Indienen grieven hoger beroep)

Laatste versie

1. De officier van justitie dient binnen veertien dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, in op de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft gewezen. De verdachte kan aldaar binnen veertien dagen na de instelling van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, indienen. De schriftuur van de verdachte kan langs elektronische weg worden ingediend met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het gebruik van de elektronische voorziening.

2. De schriftuur wordt onverwijld bij de processtukken gevoegd.

3. De verdachte kan, onverminderd artikel 414, in de schriftuur opgeven welke getuigen en deskundigen hij ter terechtzitting wil doen oproepen. Deze opgave wordt als een opgave in de zin van artikel 263, tweede lid, aangemerkt. Artikel 264 is van overeenkomstige toepassing. De advocaat-generaal kan, in het geval de berechting in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden, oproeping voorts weigeren indien de getuige of deskundige ter terechtzitting in eerste aanleg dan wel door de rechter-commissaris is gehoord en horen ter terechtzitting niet noodzakelijk is te achten.

4. Ingeval door de verdachte geen schriftuur als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend, dient hij binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank als bedoeld in artikel 410a, eerste lid, een schriftuur in op de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, met een opgave van de redenen voor het instellen van het hoger beroep. Deze verplichting geldt niet in het geval, omschreven in artikel 410a, tweede lid.

Uitleg in duidelijke taal

1. De officier van justitie dient binnen veertien dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, in op de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft gewezen. De verdachte kan aldaar binnen veertien dagen na de instelling van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, indienen. De schriftuur van de verdachte kan langs elektronische weg worden ingediend met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het gebruik van de elektronische voorziening.

Dit betekent letterlijk: De officier van justitie moet binnen veertien dagen nadat hoger beroep is ingesteld, een schriftelijk stuk met daarin de bezwaren (grieven) indienen bij de administratie (griffie) van het gerecht dat het oorspronkelijke vonnis heeft uitgesproken. De verdachte heeft ook de mogelijkheid om binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een dergelijk schriftelijk stuk met bezwaren in te dienen bij diezelfde griffie. Het schriftelijke stuk van de verdachte mag elektronisch worden ingediend via een systeem dat is aangewezen door een algemene maatregel van bestuur of op basis daarvan. Er zullen door of op basis van een algemene maatregel van bestuur nadere regels worden vastgesteld over hoe dit elektronische systeem gebruikt moet worden.

2. De schriftuur wordt onverwijld bij de processtukken gevoegd.

Dit betekent letterlijk: Het schriftelijke stuk (met de grieven) wordt direct toegevoegd aan de documenten van de rechtszaak (processtukken).

3. De verdachte kan, onverminderd artikel 414, in de schriftuur opgeven welke getuigen en deskundigen hij ter terechtzitting wil doen oproepen. Deze opgave wordt als een opgave in de zin van artikel 263, tweede lid, aangemerkt. Artikel 264 is van overeenkomstige toepassing. De advocaat-generaal kan, in het geval de berechting in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden, oproeping voorts weigeren indien de getuige of deskundige ter terechtzitting in eerste aanleg dan wel door de rechter-commissaris is gehoord en horen ter terechtzitting niet noodzakelijk is te achten.

Dit betekent letterlijk: De verdachte mag, zonder dat dit afbreuk doet aan wat in artikel 414 staat, in het schriftelijke stuk (met de grieven) aangeven welke getuigen en deskundigen hij tijdens de zitting wil laten oproepen. Deze opgave wordt beschouwd als een opgave zoals bedoeld in artikel 263, tweede lid. Artikel 264 is op een vergelijkbare manier van toepassing. De advocaat-generaal kan, als de rechtszaak in eerste aanleg een tegensprekelijk proces was (waarbij de verdachte zich heeft verweerd), de oproeping ook weigeren als de getuige of deskundige al tijdens de zitting in eerste aanleg of door de rechter-commissaris is gehoord, en het horen van hen tijdens de zitting in hoger beroep niet noodzakelijk wordt gevonden.

4. Ingeval door de verdachte geen schriftuur als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend, dient hij binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank als bedoeld in artikel 410a, eerste lid, een schriftuur in op de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, met een opgave van de redenen voor het instellen van het hoger beroep. Deze verplichting geldt niet in het geval, omschreven in artikel 410a, tweede lid.

Dit betekent letterlijk: Als de verdachte niet het schriftelijke stuk met bezwaren indient zoals genoemd in het eerste lid, dan moet hij binnen veertien dagen na het instellen van hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank (zoals bedoeld in artikel 410a, eerste lid) een ander schriftelijk stuk indienen bij de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft uitgesproken. In dit stuk moeten de redenen staan waarom hij hoger beroep instelt. Deze verplichting om redenen op te geven geldt niet in de situatie die beschreven staat in artikel 410a, tweede lid.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad499x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1496

ECLI:NL:HR:2014:14961 juli 2014Dit wetsartikel wordt 13 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad56x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ1702

ECLI:NL:HR:2007:AZ170219 juni 2007Dit wetsartikel wordt 13 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad38x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP2709

ECLI:NL:HR:2011:BP270928 juni 2011Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2002 - Uitleg begrip 'grieven' en motiveringseisen bij bewezenverklaring hennepteelt

ECLI:NL:HR:2018:200230 oktober 2018Dit wetsartikel wordt 18 keer genoemd in deze uitspraak

Een 'grief' ex art. 410 Sv kan ook een andere grond zijn dan een bezwaar tegen het vonnis. De Hoge Raad oordeelt tevens dat een bewezenverklaring voor hennepteelt niet zonder meer uit de bewijsvoering mag worden afgeleid; de uitspraak moet naar de eis der wet met redenen zijn omkleed.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad26x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:2856

ECLI:NL:HR:2014:285630 september 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad26x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:653

ECLI:NL:HR:2014:65318 maart 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:2855

ECLI:NL:HR:2014:285530 september 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:2753

ECLI:NL:HR:2014:275323 september 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BY4303

ECLI:NL:HR:2012:BY430311 december 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BW9036

ECLI:NL:HR:2012:BW903626 juni 2012Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Financieel Economisch Strafrecht