Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Rechtsmiddelen
A. Gewone rechtsmiddelen
Titel II. Hooger beroep van uitspraken
Artikel 408

Artikel 408 (Termijn instellen hoger beroep)

Laatste versie

1. Het hoger beroep moet binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld indien:

a. de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend; b. de verdachte op de terechtzitting of nadere terechtzitting is verschenen; c. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was; d. de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte op de voet van artikel 257e verzet is gedaan, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 36g en in eerste aanleg geen onvoorwaardelijke straf of maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan zes maanden.

2. In andere gevallen dan de in het eerste lid genoemde moet het hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is.

3. Het tweede lid is niet van toepassing in geval van een verstrekking van een afschrift van het vonnis, als bedoeld in artikel 45b van de Overleveringswet.

4. Indien het onderzoek op de terechtzitting voor onbepaalde tijd is geschorst en de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting niet in persoon is gedaan of betekend, dan is de termijn bedoeld in het tweede lid van toepassing, tenzij

a. de verdachte op de nadere terechtzitting is verschenen of b. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was.

Indien een van deze twee uitzonderingen zich voordoet, is de termijn genoemd in de aanhef van het eerste lid van toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het hoger beroep moet binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld indien:

Dit lid bepaalt dat het hoger beroep tegen een einduitspraak ingesteld moet worden binnen een termijn van veertien dagen na die einduitspraak, mits aan een van de hierna volgende voorwaarden is voldaan.

a. de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend;

Dit is het geval indien de dagvaarding of oproeping voor de terechtzitting, of de aanzegging of oproeping voor een eventuele nadere terechtzitting, persoonlijk aan de verdachte is overhandigd (gedaan) of officieel aan hem is bezorgd (betekend).

b. de verdachte op de terechtzitting of nadere terechtzitting is verschenen;

Dit is het geval indien de verdachte daadwerkelijk aanwezig was (is verschenen) op de terechtzitting of op een nadere terechtzitting.

c. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was;

Dit is het geval indien er op een andere manier een situatie (omstandigheid) is geweest waaruit blijkt (voortvloeit) dat de datum van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting al vóór de zittingsdag bij de verdachte bekend was.

d. de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte op de voet van artikel 257e verzet is gedaan, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 36g en in eerste aanleg geen onvoorwaardelijke straf of maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan zes maanden.

Dit is het geval indien, nadat de verdachte verzet heeft aangetekend conform artikel 257e, de dagvaarding of oproeping binnen zes weken daarna op een juridisch correcte wijze (rechtsgeldig) aan de verdachte is bezorgd (betekend) volgens de regels van artikel 36g, én er bij de oorspronkelijke behandeling van de zaak (in eerste aanleg) geen straf of maatregel zonder voorwaarden (onvoorwaardelijke straf of maatregel) is opgelegd die inhoudt dat de verdachte langer dan zes maanden van zijn vrijheid wordt beroofd (vrijheidsbeneming).

2. In andere gevallen dan de in het eerste lid genoemde moet het hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is.

Dit lid stelt dat in situaties die niet onder de voorwaarden van het eerste lid vallen, het hoger beroep ingesteld moet worden binnen veertien dagen. Deze termijn van veertien dagen begint te lopen vanaf het moment dat er een omstandigheid plaatsvindt waaruit blijkt dat de verdachte kennis heeft genomen van de einduitspraak.

3. Het tweede lid is niet van toepassing in geval van een verstrekking van een afschrift van het vonnis, als bedoeld in artikel 45b van de Overleveringswet.

Dit lid bepaalt dat de regel uit het tweede lid (de termijn van veertien dagen nadat de einduitspraak bekend is geworden bij de verdachte) niet geldt wanneer een kopie (afschrift) van het vonnis is verstrekt zoals omschreven in artikel 45b van de Overleveringswet.

4. Indien het onderzoek op de terechtzitting voor onbepaalde tijd is geschorst en de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting niet in persoon is gedaan of betekend, dan is de termijn bedoeld in het tweede lid van toepassing, tenzij

Dit lid beschrijft een situatie waarin het onderzoek tijdens de terechtzitting voor onbepaalde tijd is onderbroken (geschorst) en de mededeling (aanzegging) of oproeping voor de nieuwe zittingsdatum (nadere terechtzitting) niet persoonlijk aan de verdachte is overhandigd of officieel is bezorgd. In dat geval geldt de termijn zoals genoemd in het tweede lid (veertien dagen nadat de einduitspraak bekend is), behalve als een van de volgende uitzonderingen zich voordoet:

a. de verdachte op de nadere terechtzitting is verschenen of

De uitzondering geldt indien de verdachte aanwezig was (is verschenen) op de nadere terechtzitting, of

b. zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was.

De uitzondering geldt indien er op een andere manier een situatie (omstandigheid) is geweest waaruit blijkt (voortvloeit) dat de datum van de nadere terechtzitting al vóór die zittingsdag bij de verdachte bekend was.

Indien een van deze twee uitzonderingen zich voordoet, is de termijn genoemd in de aanhef van het eerste lid van toepassing.

Wanneer een van de zojuist genoemde twee uitzonderingen (onder a of b) van toepassing is, dan geldt de termijn voor het instellen van hoger beroep zoals die is omschreven aan het begin (in de aanhef) van het eerste lid van dit artikel (namelijk veertien dagen na de einduitspraak).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad34x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AO5706

ECLI:NL:HR:2004:AO57064 mei 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:ZC9722

ECLI:NL:HR:1994:ZC97223 mei 1994Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ1940

ECLI:NL:HR:2013:BZ194012 februari 2013Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AD4727

ECLI:NL:HR:2001:AD472723 oktober 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BB3055

ECLI:NL:HR:2007:BB305511 december 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1534

ECLI:NL:HR:2019:15348 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2750

ECLI:NL:HR:2015:275022 september 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BL7694

ECLI:NL:HR:2010:BL769412 oktober 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB2064

ECLI:NL:HR:2001:AB206412 juni 2001Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:746

ECLI:NL:HR:2018:74622 mei 2018Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak