Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VIII. Bijzondere bepalingen voor het rechtsgeding voor de kantonrechter
Artikel 398

Artikel 398 (Uitzonderingen procedure kantonrechter)

Laatste versie

Op het rechtsgeding bij de kantonrechter zijn overigens de Vijfde Titel en de Zesde Titel van dit Boek van overeenkomstige toepassing, behoudens de navolgende uitzonderingen: 1°. Indien door de rechter-commissaris overeenkomstig de Zevende Titel van het Vierde Boek bevelen tot handhaving der openbare orde zijn gegeven, is de termijn van dagvaarding ten minste twee dagen. Deze termijn wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste één dag voorkomt, die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. 2°. De verdachte kan, tenzij hij vervolgd wordt ter zake van misdrijf of de kantonrechter beveelt dat hij in persoon zal verschijnen, zich op de terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze aldaar verklaart daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde. 3°. De bepalingen betrekkelijk de voordracht van de zaak door het openbaar ministerie, de voorlopige hechtenis en het bezwaarschrift tegen de dagvaarding zijn niet van toepassing. 4°. In geval van artikel 295 worden de stukken toegezonden aan de officier van justitie in het arrondissement waarin de rechtbank is gelegen die bevoegd is tot kennisneming van het misdrijf. 5°. Tenzij de ter terechtzitting verschenen verdachte of zijn aldaar aanwezige raadsman voorlezing of mededeling van de korte inhoud van bepaald aangeduide stukken verlangt, kan de kantonrechter in plaats van de voorlezing van de processen-verbaal, de verslagen van deskundigen of andere stukken vermeld in artikel 301, gelasten dat in het proces-verbaal van de terechtzitting wordt aangetekend dat die stukken zijn overgelegd; daarop mag ook ten bezware van de verdachte acht worden geslagen. 6°. Vervallen. 7°. Vervallen. 8°. Vervallen. 9°. Vervallen. 10°. De ambtenaar van het openbaar ministerie behoeft bij de uitspraak van het vonnis niet tegenwoordig te zijn. 11°. Vervallen. 12°. Vervallen. 13°. Vervallen. 14°. De in artikel 366 bedoelde mededeling behoeft niet te geschieden tenzij:

a. ten aanzien van de verdachte artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast, dan wel, b. een vrijheidsstraf is opgelegd, vervangende vrijheidsstraf daaronder niet begrepen, dan wel, c. een bijkomende straf is opgelegd, waarbij de ontzetting van bepaalde rechten of de ontzegging van bepaalde bevoegdheden is uitgesproken.

Uitleg in duidelijke taal

Op het rechtsgeding bij de kantonrechter zijn overigens de Vijfde Titel en de Zesde Titel van dit Boek van overeenkomstige toepassing, behoudens de navolgende uitzonderingen:

Dit artikel bepaalt dat voor de rechtszaak (het rechtsgeding) bij de kantonrechter in principe (overigens) de regels uit de Vijfde Titel en de Zesde Titel van dit Wetboek gelden (van overeenkomstige toepassing zijn), tenzij (behoudens) de hierna genoemde uitzonderingen van toepassing zijn.

1°. Indien door de rechter-commissaris overeenkomstig de Zevende Titel van het Vierde Boek bevelen tot handhaving der openbare orde zijn gegeven, is de termijn van dagvaarding ten minste twee dagen. Deze termijn wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste één dag voorkomt, die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Dit betekent dat wanneer de rechter-commissaris, in lijn met (overeenkomstig) de Zevende Titel van het Vierde Boek, orders (bevelen) heeft gegeven om de openbare orde te handhaven, de periode (termijn) voor het uitbrengen van de dagvaarding minimaal (ten minste) twee dagen is. Deze periode wordt, als dat nodig is (zo nodig), dusdanig verlengd dat er ten minste één dag in zit die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

2°. De verdachte kan, tenzij hij vervolgd wordt ter zake van misdrijf of de kantonrechter beveelt dat hij in persoon zal verschijnen, zich op de terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze aldaar verklaart daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde.

Dit houdt in dat de verdachte het recht heeft om zich tijdens de zitting (terechtzitting) te laten vertegenwoordigen. Dit kan door een advocaat, mits deze advocaat ter plekke (aldaar) verklaart dat hij hiervoor specifiek (bepaaldelijk) de bevoegdheid (gevolmachtigd) heeft gekregen. Vertegenwoordiging kan ook door een andere persoon die hiervoor schriftelijk gemachtigd is via een speciale (bijzondere) volmacht. Deze mogelijkheid tot vertegenwoordiging geldt niet (tenzij) als de verdachte wordt vervolgd voor een misdrijf, of als de kantonrechter heeft bevolen (beveelt) dat de verdachte persoonlijk (in persoon) moet verschijnen.

3°. De bepalingen betrekkelijk de voordracht van de zaak door het openbaar ministerie, de voorlopige hechtenis en het bezwaarschrift tegen de dagvaarding zijn niet van toepassing.

Dit betekent dat de regels (bepalingen) die gaan over (betrekkelijk) de presentatie (voordracht) van de zaak door het openbaar ministerie, de voorlopige hechtenis, en de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen tegen de dagvaarding, in deze gevallen niet gelden (niet van toepassing zijn).

4°. In geval van artikel 295 worden de stukken toegezonden aan de officier van justitie in het arrondissement waarin de rechtbank is gelegen die bevoegd is tot kennisneming van het misdrijf.

Dit betekent dat wanneer artikel 295 van toepassing is, de relevante documenten (stukken) gestuurd (toegezonden) worden aan de officier van justitie in het rechtsgebied (arrondissement) waar de rechtbank zich bevindt die de bevoegdheid heeft (bevoegd is) om de betreffende strafzaak (het misdrijf) te behandelen (kennisneming).

5°. Tenzij de ter terechtzitting verschenen verdachte of zijn aldaar aanwezige raadsman voorlezing of mededeling van de korte inhoud van bepaald aangeduide stukken verlangt, kan de kantonrechter in plaats van de voorlezing van de processen-verbaal, de verslagen van deskundigen of andere stukken vermeld in artikel 301, gelasten dat in het proces-verbaal van de terechtzitting wordt aangetekend dat die stukken zijn overgelegd; daarop mag ook ten bezware van de verdachte acht worden geslagen.

Dit betekent dat, behalve als (tenzij) de verdachte die op de zitting (ter terechtzitting) is verschenen, of zijn advocaat (raadman) die daar aanwezig is, vraagt (verlangt) om het voorlezen of het meedelen van de samenvatting (korte inhoud) van specifiek (bepaald) aangewezen documenten (aangeduide stukken), de kantonrechter iets anders kan doen. In plaats van het voorlezen van de officiële verslagen (processen-verbaal), de rapporten (verslagen) van deskundigen of andere documenten die in artikel 301 genoemd (vermeld) worden, kan de kantonrechter opdracht geven (gelasten) dat in het officiële verslag (proces-verbaal) van de zitting wordt genoteerd (aangetekend) dat die documenten zijn ingediend (overgelegd). Op basis van deze ingediende stukken mag dan ook een beslissing worden genomen die nadelig is (ten bezware) voor de verdachte (acht worden geslagen).

6°. Vervallen.

Deze bepaling is niet langer geldig (vervallen).

7°. Vervallen.

Deze bepaling is niet langer geldig (vervallen).

8°. Vervallen.

Deze bepaling is niet langer geldig (vervallen).

9°. Vervallen.

Deze bepaling is niet langer geldig (vervallen).

10°. De ambtenaar van het openbaar ministerie behoeft bij de uitspraak van het vonnis niet tegenwoordig te zijn.

Dit betekent dat de vertegenwoordiger (ambtenaar) van het openbaar ministerie niet verplicht is (behoeft niet) om aanwezig (tegenwoordig) te zijn wanneer de rechter de uitspraak (het vonnis) doet.

11°. Vervallen.

Deze bepaling is niet langer geldig (vervallen).

12°. Vervallen.

Deze bepaling is niet langer geldig (vervallen).

13°. Vervallen.

Deze bepaling is niet langer geldig (vervallen).

14°. De in artikel 366 bedoelde mededeling behoeft niet te geschieden tenzij:

Dit betekent dat de kennisgeving (mededeling) waar artikel 366 naar verwijst, niet gedaan hoeft te worden (behoeft niet te geschieden), behalve (tenzij) in de volgende gevallen:

a. ten aanzien van de verdachte artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast, dan wel,

artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast met betrekking tot (ten aanzien van) de verdachte, ofwel,

b. een vrijheidsstraf is opgelegd, vervangende vrijheidsstraf daaronder niet begrepen, dan wel,

er een gevangenisstraf (vrijheidsstraf) is opgelegd, waarbij een vervangende hechtenis (vervangende vrijheidsstraf) niet meetelt (daaronder niet begrepen), ofwel,

c. een bijkomende straf is opgelegd, waarbij de ontzetting van bepaalde rechten of de ontzegging van bepaalde bevoegdheden is uitgesproken.

er een extra (bijkomende) straf is opgelegd, waarbij is besloten (uitgesproken) dat de verdachte bepaalde rechten verliest (ontzetting van bepaalde rechten) of bepaalde bevoegdheden niet meer mag uitoefenen (ontzegging van bepaalde bevoegdheden).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1921:186 - Electriciteit is een goed: de Hoge Raad over diefstal van stroom

ECLI:NL:HR:1921:18623 mei 1921Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Electriciteit Arrest

Elektrische energie is een 'goed' in de zin van artikel 310 Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelt dat het wegnemen ervan diefstal kan opleveren, omdat elektriciteit een economische waarde heeft, kan worden overgedragen en geaccumuleerd, en een zelfstandig bestaan heeft.

Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:344

ECLI:NL:HR:2023:3447 maart 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1926:BG9435

ECLI:NL:HR:1926:BG943520 december 1926Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1497

ECLI:NL:HR:2015:14979 juni 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ5399

ECLI:NL:HR:2013:BZ539926 maart 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD5594

ECLI:NL:HR:2002:AD55948 januari 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1932:258

ECLI:NL:HR:1932:25814 november 1932Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1981:AC2810

ECLI:NL:HR:1981:AC281013 januari 1981Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1990:ZC8512

ECLI:NL:HR:1990:ZC851227 maart 1990Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1913:86

ECLI:NL:HR:1913:8614 april 1913Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Civiel RechtVerzekeringsrecht