Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IIb. Kennisgeving van gerechtelijke mededelingen
Artikel 36h

Artikel 36h (Vereisten akte uitreiking gerechtelijke mededeling)

Laatste versie

1. Van iedere uitreiking als bedoeld in artikel 36b, tweede lid, wordt een akte opgemaakt, waarin zijn vermeld:

a. de autoriteit van welke de gerechtelijke mededeling uitgaat; b. het nummer van de gerechtelijke mededeling; c. de persoon voor wie de gerechtelijke mededeling bestemd is; d. de persoon aan wie de gerechtelijke mededeling is uitgereikt; e. de plaats van uitreiking; f. de dag en het uur van uitreiking.

2. Wordt met de gerechtelijke mededeling gehandeld overeenkomstig de tweede volzin van artikel 36e, tweede lid, aanhef en onder b, dan vermeldt de akte de dag van aanbieding van het stuk aan het adres van degene voor wie het is bestemd.

3. De akte wordt door hen die met de uitreiking zijn belast, ieder voor zover het zijn bevindingen en handelingen betreft, van die bevindingen en handelingen naar waarheid opgemaakt en ondertekend. Zo mogelijk wordt de identiteit van de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder d, vastgesteld aan de hand van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

4. De vastlegging in een proces-verbaal van de mondelinge mededeling, bedoeld in artikel 36b, vierde lid, vermeldt in elk geval de in het eerste lid bedoelde gegevens.

5. Het model van de akte wordt bij ministeriële regeling vastgesteld. Hierbij kunnen in het belang van een goede uitvoering van dit artikel nadere voorschriften worden gegeven.

Uitleg in duidelijke taal

1. Van iedere uitreiking als bedoeld in artikel 36b, tweede lid, wordt een akte opgemaakt, waarin zijn vermeld:

Dit lid bepaalt dat er voor elke uitreiking, zoals omschreven in artikel 36b, tweede lid, een officiële akte moet worden opgemaakt. In deze akte moeten de volgende gegevens worden opgenomen:

a. de autoriteit van welke de gerechtelijke mededeling uitgaat;

De akte vermeldt de autoriteit (overheidsinstantie) waarvan de gerechtelijke mededeling afkomstig is.

b. het nummer van de gerechtelijke mededeling;

De akte vermeldt het specifieke nummer van de gerechtelijke mededeling.

c. de persoon voor wie de gerechtelijke mededeling bestemd is;

De akte vermeldt de persoon aan wie de gerechtelijke mededeling gericht is.

d. de persoon aan wie de gerechtelijke mededeling is uitgereikt;

De akte vermeldt de persoon die de gerechtelijke mededeling daadwerkelijk heeft ontvangen.

e. de plaats van uitreiking;

De akte vermeldt de locatie waar de uitreiking heeft plaatsgevonden.

f. de dag en het uur van uitreiking.

De akte vermeldt de datum en het exacte tijdstip van de uitreiking.

2. Wordt met de gerechtelijke mededeling gehandeld overeenkomstig de tweede volzin van artikel 36e, tweede lid, aanhef en onder b, dan vermeldt de akte de dag van aanbieding van het stuk aan het adres van degene voor wie het is bestemd.

Indien de gerechtelijke mededeling wordt behandeld volgens de procedure beschreven in de tweede zin van artikel 36e, tweede lid, onder b (bijvoorbeeld achterlating van een schriftelijke mededeling na poging tot uitreiking), dan moet de akte de datum vermelden waarop het document is aangeboden op het adres van de bestemde persoon.

3. De akte wordt door hen die met de uitreiking zijn belast, ieder voor zover het zijn bevindingen en handelingen betreft, van die bevindingen en handelingen naar waarheid opgemaakt en ondertekend. Zo mogelijk wordt de identiteit van de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder d, vastgesteld aan de hand van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Dit lid stelt dat de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitreiking, de akte naar waarheid moeten opmaken en ondertekenen. Ieder van hen doet dit voor zijn of haar eigen waarnemingen (bevindingen) en verrichte handelingen. Indien mogelijk, wordt de identiteit van de persoon aan wie de mededeling is uitgereikt (zoals genoemd in het eerste lid, onder d) vastgesteld met behulp van een identiteitsbewijs, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

4. De vastlegging in een proces-verbaal van de mondelinge mededeling, bedoeld in artikel 36b, vierde lid, vermeldt in elk geval de in het eerste lid bedoelde gegevens.

Wanneer een mondelinge mededeling, zoals bedoeld in artikel 36b, vierde lid, wordt vastgelegd in een proces-verbaal, moet dit proces-verbaal in ieder geval de gegevens bevatten die in het eerste lid van dit artikel (artikel 36h) zijn genoemd.

5. Het model van de akte wordt bij ministeriële regeling vastgesteld. Hierbij kunnen in het belang van een goede uitvoering van dit artikel nadere voorschriften worden gegeven.

Een ministeriële regeling stelt het standaardformulier (model) voor de akte vast. Deze regeling kan ook aanvullende voorschriften bevatten om te zorgen voor een correcte toepassing van dit artikel.