Artikel 353 (Beslissing rechtbank over inbeslaggenomen voorwerpen)
1. In het geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, van oplegging van straf of maatregel, van vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging neemt de rechtbank een beslissing over de met toepassing van artikel 94 inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Deze beslissing laat ieders rechten ten aanzien van het voorwerp onverlet.
2. De rechtbank gelast, onverminderd artikel 351,
a. de teruggave van het voorwerp aan degene bij wie het in beslag is genomen; b. de teruggave van het voorwerp aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt; of c. indien geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende.
3. Op een last als bedoeld in het tweede lid is artikel 119 van overeenkomstige toepassing.
4. De rechtbank kan de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen onder zekerheidstelling gelasten. Artikel 118a is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. In het geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, van oplegging van straf of maatregel, van vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging neemt de rechtbank een beslissing over de met toepassing van artikel 94 inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Deze beslissing laat ieders rechten ten aanzien van het voorwerp onverlet.
Dit betekent dat wanneer de rechtbank artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toepast, een straf of maatregel oplegt, iemand vrijspreekt, of iemand ontslaat van alle rechtsvervolging, de rechtbank ook een besluit neemt over de voorwerpen die met toepassing van artikel 94 in beslag zijn genomen en waarvoor nog geen bevel tot teruggave is gegeven. Dit besluit van de rechtbank verandert niets aan de rechten die wie dan ook heeft met betrekking tot dat voorwerp; die rechten blijven onverlet.
2. De rechtbank gelast, onverminderd artikel 351,
Dit betekent dat de rechtbank, met inachtneming van het bepaalde in artikel 351, beveelt:
a. de teruggave van het voorwerp aan degene bij wie het in beslag is genomen;
dat het voorwerp wordt teruggegeven aan de persoon bij wie het in beslag is genomen;
b. de teruggave van het voorwerp aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt; of
dat het voorwerp wordt teruggegeven aan de persoon die redelijkerwijs beschouwd kan worden als degene die recht heeft op het voorwerp (de rechthebbende); of
c. indien geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende.
dat, indien niet kan worden vastgesteld wie de rechthebbende is, het voorwerp in bewaring wordt genomen voor de uiteindelijke rechthebbende.
3. Op een last als bedoeld in het tweede lid is artikel 119 van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de regels van artikel 119 op een vergelijkbare manier gelden voor een bevel zoals omschreven in het tweede lid van dit artikel.
4. De rechtbank kan de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen onder zekerheidstelling gelasten. Artikel 118a is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de rechtbank kan bevelen dat inbeslaggenomen voorwerpen worden teruggegeven, op voorwaarde dat een vorm van financiële garantie (zekerheidstelling) wordt gegeven. De regels van artikel 118a zijn hierop op een vergelijkbare manier van toepassing.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2010:BL2823 - Overzichtsarrest beklagprocedure: toetsingskaders voor beslag ex art. 552a Sv - 27 september 2010
De Hoge Raad geeft een overzicht van de procedurele voorschriften en toetsingsmaatstaven voor klaagschriften tegen strafvorderlijk beslag (art. 552a Sv). Het arrest systematiseert de beoordelingskaders voor beslag op grond van zowel artikel 94 Sv (waarheidsvinding) als artikel 94a Sv (conservatoir beslag), inclusief de positie van belanghebbenden.
ECLI:NL:HR:2022:1252 - Hoge Raad stelt kaders voor procesafspraken in strafzaken - 26 september 2022
Procesafspraken zijn toegestaan, maar de rechter behoudt zijn zelfstandige verantwoordelijkheid. De rechter moet toetsen of de verdachte vrijwillig, geïnformeerd en ondubbelzinnig afstand doet van verdedigingsrechten, en is niet gebonden aan het voorstel als de uitkomst onredelijk is in verhouding tot de ernst van de zaak.
ECLI:NL:HR:2016:1005 - Overzichtsarrest 80a RO: Actualisering van Selectie aan de Poort - 6 juni 2016
Dit overzichtsarrest actualiseert de rechtspraak over artikel 80a RO. De Hoge Raad geeft een gedetailleerd overzicht van gevallen waarin cassatieberoep niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens 'klaarblijkelijk onvoldoende belang' of omdat de klachten 'klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden', inclusief de specifieke klacht over de redelijke termijn.
ECLI:NL:HR:2012:BX0146 - Overzichtsarrest artikel 80a RO: Selectie aan de poort in cassatie - 10 september 2012
De Hoge Raad introduceert de niet-ontvankelijkverklaring op grond van artikel 80a RO. Dit maakt versnelde afdoening mogelijk als een partij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij cassatie of als de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden, om de Hoge Raad op zijn kerntaken te concentreren.
ECLI:NL:HR:2013:1430 - Hoge Raad - 25 november 2013
ECLI:NL:HR:2012:BX0132 - Overzichtsarrest Artikel 80a RO: Selectie aan de poort in cassatie - 10 september 2012
De Hoge Raad introduceert de toepassing van artikel 80a RO, dat niet-ontvankelijkverklaring van een cassatieberoep mogelijk maakt. Dit gebeurt als de klager klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft of de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden, met als doel de cassatierechtspraak te concentreren op kerntaken.
ECLI:NL:HR:2012:BV3442 - Gebruik van onaannemelijk geachte verklaringen in de bewijsvoering - 19 maart 2012
De Hoge Raad oordeelt dat een rechter een verklaring van de verdachte mag gebruiken voor het bewijs, ook als een specifiek, niet-redengevend deel van die verklaring (zoals het motief voor een handeling) in een nadere overweging als onaannemelijk wordt beschouwd.
ECLI:NL:HR:2018:507 - Motiveringsplicht rechter bij onderbouwde verklaring herkomst geld in witwaszaak - 23 april 2018
De Hoge Raad oordeelt dat een hof de onderbouwde en met stukken gestaafde verklaring van een verdachte over de legale herkomst van geld in een witwaszaak niet ongemotiveerd terzijde mag schuiven. Het oordeel dat de verklaring onvoldoende is, moet begrijpelijk zijn.
ECLI:NL:HR:2009:BH1478 - Hoge Raad - 30 maart 2009
ECLI:NL:HR:2020:232 - Vernietiging 'wat betreft strafoplegging': reikwijdte en strafbepaling ex art. 423 lid 4 Sv - 10 februari 2020
Een vernietiging in cassatie 'wat betreft de strafoplegging' omvat niet de strafbepaling ex art. 423 lid 4 Sv. Dit is geen 'oplegging' maar een vaststelling van een reeds onherroepelijk deel. De Hoge Raad verduidelijkt tevens de positie van de vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel.