Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Vierde afdeeling. Beraadslaging en uitspraak
Artikel 349

Artikel 349 (Beslissingen nietigheid, onbevoegdheid, niet-ontvankelijkheid, schorsing, verwijzing)

Laatste versie

1. Indien het onderzoek in het voorgaande artikel bedoeld, daartoe aanleiding geeft, spreekt de rechtbank uit de nietigheid der dagvaarding, hare onbevoegdheid, de niet-ontvankelijkheid van den officier van justitie of de schorsing der vervolging.

2. Indien een feit dat ingevolge artikel 382 voor de kantonrechter moet worden vervolgd, bij een andere kamer van de rechtbank aanhangig is gemaakt, kan het feit op verzoek van de verdachte of ambtshalve worden verwezen naar de kantonrechter. Zodanige verwijzing is niet mogelijk, indien primair een feit is ten laste gelegd dat ingevolge artikel 382 niet voor de kantonrechter wordt vervolgd.

3. Ingeval de officier van justitie op grond van artikel 264, tweede lid, onder b, weigert een door de rechter gegeven bevel tot dagvaarding of oproeping van een getuige ten uitvoer te leggen, terwijl die getuige ingevolge een onherroepelijke rechterlijke beslissing geen bedreigde getuige of afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden is, spreekt de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging uit.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien het onderzoek in het voorgaande artikel bedoeld, daartoe aanleiding geeft, spreekt de rechtbank uit de nietigheid der dagvaarding, hare onbevoegdheid, de niet-ontvankelijkheid van den officier van justitie of de schorsing der vervolging.

Dit betekent dat als het onderzoek, zoals genoemd in het vorige artikel, daartoe reden geeft, de rechtbank een van de volgende uitspraken doet: de nietigheid van de dagvaarding, haar eigen onbevoegdheid, de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, of de schorsing van de vervolging.

2. Indien een feit dat ingevolge artikel 382 voor de kantonrechter moet worden vervolgd, bij een andere kamer van de rechtbank aanhangig is gemaakt, kan het feit op verzoek van de verdachte of ambtshalve worden verwezen naar de kantonrechter. Zodanige verwijzing is niet mogelijk, indien primair een feit is ten laste gelegd dat ingevolge artikel 382 niet voor de kantonrechter wordt vervolgd.

Dit houdt in dat wanneer een strafbaar feit, dat ingevolge artikel 382 voor de kantonrechter moet worden vervolgd, bij een andere kamer van de rechtbank aanhangig is gemaakt, dit feit op verzoek van de verdachte of ambtshalve kan worden verwezen naar de kantonrechter. Een zodanige verwijzing is echter niet mogelijk indien primair een feit ten laste is gelegd dat ingevolge artikel 382 niet voor de kantonrechter wordt vervolgd.

3. Ingeval de officier van justitie op grond van artikel 264, tweede lid, onder b, weigert een door de rechter gegeven bevel tot dagvaarding of oproeping van een getuige ten uitvoer te leggen, terwijl die getuige ingevolge een onherroepelijke rechterlijke beslissing geen bedreigde getuige of afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden is, spreekt de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging uit.

Dit betekent dat ingeval de officier van justitie op grond van artikel 264, tweede lid, onder b, weigert een door de rechter gegeven bevel tot dagvaarding of oproeping van een getuige ten uitvoer te leggen, terwijl die getuige ingevolge een onherroepelijke rechterlijke beslissing geen bedreigde getuige of afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden is, de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging uitspreekt.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad703x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU9130 - Hoge Raad - 10 april 2006

ECLI:NL:HR:2006:AU913010 april 2006Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad65x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BA0424 - Hoge Raad - 14 mei 2007

ECLI:NL:HR:2007:BA042414 mei 2007Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad48x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:AD2076 - Hoge Raad - 28 maart 1994

ECLI:NL:HR:1994:AD207628 maart 1994Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad48x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1989:ZC8253 - Hoge Raad - 23 oktober 1989

ECLI:NL:HR:1989:ZC825323 oktober 1989Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad40x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2022 - Hoge Raad - 29 oktober 2018

ECLI:NL:HR:2018:202229 oktober 2018Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad38x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:ZC8448 - Hoge Raad - 10 januari 1994

ECLI:NL:HR:1994:ZC844810 januari 1994Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Militair Strafrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1985:AC9146 - Hoge Raad - 16 december 1985

ECLI:NL:HR:1985:AC914616 december 1985Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1 - Mondeling vonnis is appellabel: vormfout staat hoger beroep niet in de weg - 4 januari 2016

ECLI:NL:HR:2016:14 januari 2016Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

Een mondelinge niet-ontvankelijkverklaring van het OM, opgenomen in het zittingsverbaal, is een einduitspraak waartegen hoger beroep openstaat. Het ontbreken van een schriftelijk vonnis is een vormfout die kan leiden tot vernietiging in hoger beroep, maar de ontvankelijkheid van het beroep zelf niet aantast.

Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU8920 - Hoge Raad - 15 mei 2006

ECLI:NL:HR:2006:AU892015 mei 2006Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU8266 - Hoge Raad - 15 mei 2006

ECLI:NL:HR:2006:AU826615 mei 2006Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht