Artikel 32 (Verstrekking afschriften processtukken verdachte)
1. De verdachte kan van de stukken waarvan hem de kennisneming is toegestaan, ten parkette of ter griffie afschrift krijgen; doch het onderzoek mag daardoor niet worden opgehouden.
2. In het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend, kan de officier van justitie bepalen dat van bepaalde stukken of gedeelten daarvan geen afschrift wordt verstrekt. Indien tijdens het onderzoek ter terechtzitting nog stukken bij de processtukken worden gevoegd, kan het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd ambtshalve, op vordering van de officier van justitie, op verzoek van de verdachte of van de benadeelde partij overeenkomstig de voorgaande volzin beslissen.
3. De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, schriftelijk medegedeeld dat hem van bepaalde stukken of gedeelten daarvan geen afschrift wordt verstrekt.
4. De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het derde lid, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het verstrekken van afschriften en uittreksels en over de wijze waarop de kennisneming van processtukken plaatsvindt.
Uitleg in duidelijke taal
1. De verdachte kan van de stukken waarvan hem de kennisneming is toegestaan, ten parkette of ter griffie afschrift krijgen; doch het onderzoek mag daardoor niet worden opgehouden.
Dit lid bepaalt dat de verdachte het recht heeft om afschriften te verkrijgen van de processtukken waarvan hem is toegestaan kennis te nemen. Deze afschriften kan hij ontvangen bij het parket van de officier van justitie of bij de griffie van de rechtbank. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat het verkrijgen van deze afschriften het lopende onderzoek niet mag vertragen of belemmeren.
2. In het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend, kan de officier van justitie bepalen dat van bepaalde stukken of gedeelten daarvan geen afschrift wordt verstrekt. Indien tijdens het onderzoek ter terechtzitting nog stukken bij de processtukken worden gevoegd, kan het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd ambtshalve, op vordering van de officier van justitie, op verzoek van de verdachte of van de benadeelde partij overeenkomstig de voorgaande volzin beslissen.
Dit lid stelt dat de officier van justitie kan besluiten om geen afschrift te verstrekken van bepaalde processtukken of delen daarvan. Dit kan gebeuren als dit noodzakelijk is voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, of op basis van zwaarwichtige gronden die verband houden met het algemeen belang. De tweede zin van dit lid specificeert dat als er tijdens het onderzoek op de zitting nog stukken aan het dossier worden toegevoegd, het gerecht (de rechtbank of het hof) waar de zaak in eerste aanleg of hoger beroep dient, eenzelfde beslissing kan nemen. Dit kan het gerecht doen uit eigen beweging (ambtshalve), op verzoek (vordering) van de officier van justitie, op verzoek van de verdachte, of op verzoek van de benadeelde partij, overeenkomstig de regel uit de voorgaande zin.
3. De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, schriftelijk medegedeeld dat hem van bepaalde stukken of gedeelten daarvan geen afschrift wordt verstrekt.
Dit lid preciseert dat wanneer de officier van justitie besluit, zoals beschreven in de eerste zin van het tweede lid, om van bepaalde stukken of delen daarvan geen afschrift te verstrekken, de verdachte hierover schriftelijk geïnformeerd moet worden.
4. De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het derde lid, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.
Dit lid geeft de verdachte de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen de beslissing om geen afschriften te verstrekken, zoals genoemd in het derde lid. Dit bezwaarschrift moet binnen veertien dagen na de datum van de schriftelijke mededeling worden ingediend bij de rechter-commissaris. Voordat de rechter-commissaris een beslissing neemt over het bezwaar, zal deze de officier van justitie horen.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het verstrekken van afschriften en uittreksels en over de wijze waarop de kennisneming van processtukken plaatsvindt.
Dit lid bepaalt dat er nadere regels kunnen worden vastgesteld via een algemene maatregel van bestuur. Deze regels zullen betrekking hebben op de manier waarop afschriften en uittreksels van processtukken worden verstrekt, en op de procedures voor de kennisneming van deze stukken.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2010:BJ3722
ECLI:NL:HR:2021:937 - Stellen raadsman: niet toepassen overgangsregel leidt tot vernietiging
Het hof negeerde een overgangsregel voor het stellen van een raadsman, waardoor het verzoek tot terugwijzing ten onrechte werd afgewezen. Hierdoor werd het recht op behandeling in twee feitelijke instanties geschonden. De Hoge Raad vernietigt en verwijst de zaak terug naar de eerste rechter.