Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Eerste afdeling. Onderzoek op de terechtzitting
Artikel 319

Artikel 319 (Aanzegging en oproeping hervatting onderzoek)

Laatste versie

1. In alle gevallen waarin het onderzoek wordt onderbroken of voor een bepaalde tijd geschorst, wordt door de voorzitter aan de verdachte, diens raadsman, het slachtoffer, diens vertegenwoordiger op grond van artikel 51e, zesde of zevende lid, of de nabestaande, en aan de tolken, getuigen en deskundigen voor zover zij nog niet op de terechtzitting zijn gehoord, het tijdstip aangezegd, waarop zij bij de hervatting van het onderzoek op de terechtzitting aanwezig moeten zijn. Aan de aanwezige benadeelde partij wordt door de voorzitter het tijdstip aangezegd waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat. De aanzegging geldt als oproeping.

2. De verdachte, raadsman, het slachtoffer, diens vertegenwoordiger op grond van artikel 51e, zesde of zevende lid, of de nabestaande, getuigen, deskundigen en tolken die bij de in het eerste lid bedoelde aanzegging niet op de terechtzitting aanwezig zijn, worden in het geval van schorsing voor de nadere terechtzitting opnieuw opgeroepen. De benadeelde partij die niet bij de aanzegging aanwezig is, wordt eveneens opgeroepen indien de rechtbank daartoe termen aanwezig acht.

3. De rechtbank kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte, getuigen en deskundigen die reeds op de terechtzitting zijn gehoord, en tolken aanwijzen wier tegenwoordigheid bij de nadere behandeling wordt vereist. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie, gehoord de verdachte, toe en willigt het verzoek van de verdachte, gehoord de officier van justitie, in, tenzij zij van oordeel is dat door het afwijzen van de vordering of het niet inwilligen van het verzoek redelijkerwijs noch het openbaar ministerie in de vervolging, noch de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.

Uitleg in duidelijke taal

1. In alle gevallen waarin het onderzoek wordt onderbroken of voor een bepaalde tijd geschorst, wordt door de voorzitter aan de verdachte, diens raadsman, het slachtoffer, diens vertegenwoordiger op grond van artikel 51e, zesde of zevende lid, of de nabestaande, en aan de tolken, getuigen en deskundigen voor zover zij nog niet op de terechtzitting zijn gehoord, het tijdstip aangezegd, waarop zij bij de hervatting van het onderzoek op de terechtzitting aanwezig moeten zijn. Aan de aanwezige benadeelde partij wordt door de voorzitter het tijdstip aangezegd waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat. De aanzegging geldt als oproeping.

Dit lid bepaalt dat in elke situatie waarin het onderzoek op de terechtzitting wordt onderbroken of voor een vastgestelde periode wordt geschorst, de voorzitter van de rechtbank het tijdstip meedeelt waarop het onderzoek zal worden hervat. Deze mededeling (aanzegging) wordt gedaan aan de verdachte, diens raadsman, het slachtoffer, de vertegenwoordiger van het slachtoffer krachtens artikel 51e, zesde of zevende lid, of de nabestaande. Ook aan de tolken, getuigen en deskundigen wordt dit tijdstip aangezegd, mits zij nog niet op de terechtzitting zijn gehoord, en zij moeten dan bij de hervatting aanwezig zijn. De voorzitter deelt eveneens aan de benadeelde partij die aanwezig is, het tijdstip mee waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat. Een dergelijke aanzegging heeft dezelfde rechtskracht als een formele oproeping.

2. De verdachte, raadsman, het slachtoffer, diens vertegenwoordiger op grond van artikel 51e, zesde of zevende lid, of de nabestaande, getuigen, deskundigen en tolken die bij de in het eerste lid bedoelde aanzegging niet op de terechtzitting aanwezig zijn, worden in het geval van schorsing voor de nadere terechtzitting opnieuw opgeroepen. De benadeelde partij die niet bij de aanzegging aanwezig is, wordt eveneens opgeroepen indien de rechtbank daartoe termen aanwezig acht.

Dit lid schrijft voor dat indien de verdachte, diens raadsman, het slachtoffer, diens vertegenwoordiger krachtens artikel 51e, zesde of zevende lid, of de nabestaande, alsmede getuigen, deskundigen en tolken niet aanwezig waren op de terechtzitting op het moment van de aanzegging zoals beschreven in het eerste lid, zij in geval van een schorsing opnieuw formeel worden opgeroepen voor de voortgezette terechtzitting. De benadeelde partij die niet aanwezig was bij de aanzegging, wordt ook opgeroepen als de rechtbank oordeelt dat daarvoor voldoende redenen (termen) bestaan.

3. De rechtbank kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte, getuigen en deskundigen die reeds op de terechtzitting zijn gehoord, en tolken aanwijzen wier tegenwoordigheid bij de nadere behandeling wordt vereist. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie, gehoord de verdachte, toe en willigt het verzoek van de verdachte, gehoord de officier van justitie, in, tenzij zij van oordeel is dat door het afwijzen van de vordering of het niet inwilligen van het verzoek redelijkerwijs noch het openbaar ministerie in de vervolging, noch de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.

Dit lid geeft de rechtbank de bevoegdheid om, hetzij uit eigen initiatief (ambtshalve), hetzij op eis (vordering) van de officier van justitie, hetzij op verzoek van de verdachte, te bepalen (aanwijzen) dat getuigen en deskundigen die al op de terechtzitting zijn gehoord, alsmede tolken, verplicht aanwezig moeten zijn bij de voortzetting (nadere behandeling) van de zaak. De rechtbank zal een vordering van de officier van justitie toewijzen nadat de verdachte hierover is gehoord. Een verzoek van de verdachte zal de rechtbank inwilligen nadat de officier van justitie hierover is gehoord. Dit gebeurt tenzij de rechtbank van mening is dat het afwijzen van de vordering of het niet inwilligen van het verzoek redelijkerwijs geen nadeel (schade) oplevert voor de vervolging door het openbaar ministerie, noch voor de verdediging van de verdachte.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ9992

ECLI:NL:HR:2013:BZ999217 september 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht, Penitentiair Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BJ3301

ECLI:NL:HR:2009:BJ33016 oktober 2009Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:773 - Vertaalplicht dagvaarding: geen belang bij klacht als oproeping verdachte niet bereikt

ECLI:NL:HR:2020:77321 april 2020Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Het voorschrift om een dagvaarding te vertalen (art. 260 lid 5 Sv) geldt ook voor een oproeping na schorsing. Een verdachte heeft echter onvoldoende belang bij een klacht over het niet-naleven van deze plicht als de oproeping hem om andere redenen toch niet zou hebben bereikt.

StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BR1148

ECLI:NL:HR:2011:BR114827 september 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AP2047

ECLI:NL:HR:2004:AP204731 augustus 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:682

ECLI:NL:HR:2022:68210 mei 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV8291

ECLI:NL:HR:2012:BV829117 april 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtInternationaal Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2010:BN0008

ECLI:NL:HR:2010:BN000816 november 2010Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak