Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IIa. Kennisneming van processtukken
Artikel 30

Artikel 30 (Inzage processtukken verdachte voorbereidend onderzoek)

Laatste versie

1. De kennisneming van de processtukken wordt de verdachte op diens verzoek tijdens het voorbereidende onderzoek verleend door de officier van justitie. De kennisneming wordt de verdachte in elk geval toegestaan vanaf het eerste verhoor na aanhouding.

2. Indien de officier van justitie in gebreke blijft de kennisneming te verlenen, kan hem op verzoek van de verdachte door de rechter-commissaris een termijn worden gesteld binnen welke de kennisneming van processtukken wordt verleend. Alvorens op het verzoek te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.

3. Niettemin kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit vordert, de verdachte de kennisneming van bepaalde processtukken onthouden.

4. De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het derde lid, schriftelijk medegedeeld dat de hem ter inzage gegeven stukken niet volledig zijn. De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in de vorige volzin, en daarna telkens na periodes van dertig dagen, een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie en stelt hij de verdachte in de gelegenheid om opmerkingen te maken.

Uitleg in duidelijke taal

1. De kennisneming van de processtukken wordt de verdachte op diens verzoek tijdens het voorbereidende onderzoek verleend door de officier van justitie. De kennisneming wordt de verdachte in elk geval toegestaan vanaf het eerste verhoor na aanhouding.

Dit lid stelt dat de officier van justitie aan de verdachte, wanneer deze daarom verzoekt, tijdens het voorbereidende onderzoek inzage in de processtukken verleent. De verdachte krijgt deze inzage in ieder geval vanaf het eerste verhoor dat plaatsvindt na diens aanhouding.

2. Indien de officier van justitie in gebreke blijft de kennisneming te verlenen, kan hem op verzoek van de verdachte door de rechter-commissaris een termijn worden gesteld binnen welke de kennisneming van processtukken wordt verleend. Alvorens op het verzoek te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.

Dit lid bepaalt dat als de officier van justitie nalaat (in gebreke blijft) de inzage te verlenen, de rechter-commissaris, op verzoek van de verdachte, een termijn kan opleggen waarbinnen de officier van justitie de inzage in de processtukken alsnog moet verlenen. Voordat de rechter-commissaris hierover beslist, zal deze de officier van justitie horen.

3. Niettemin kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit vordert, de verdachte de kennisneming van bepaalde processtukken onthouden.

Dit lid geeft aan dat de officier van justitie desondanks (niettemin), als het belang van het onderzoek dit vereist (vordert), de verdachte de inzage in specifieke (bepaalde) processtukken mag weigeren (onthouden).

4. De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het derde lid, schriftelijk medegedeeld dat de hem ter inzage gegeven stukken niet volledig zijn. De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in de vorige volzin, en daarna telkens na periodes van dertig dagen, een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie en stelt hij de verdachte in de gelegenheid om opmerkingen te maken.

Dit lid preciseert dat wanneer de situatie van het derde lid zich voordoet (waarbij stukken worden onthouden), de verdachte hierover schriftelijk wordt geïnformeerd, met de mededeling dat de verstrekte stukken niet compleet zijn. De verdachte heeft vervolgens het recht om binnen veertien dagen na de datum (dagtekening) van deze mededeling, en daarna steeds na elke periode van dertig dagen, een bezwaarschrift in te dienen bij de rechter-commissaris. Voordat de rechter-commissaris een beslissing neemt, hoort deze de officier van justitie en geeft hij de verdachte de kans om zijn of haar kant van het verhaal toe te lichten (opmerkingen te maken).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AS9296

ECLI:NL:HR:2005:AS929624 mei 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:770

ECLI:NL:HR:2015:77031 maart 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtPenitentiair Strafrecht, Internationaal Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD5297

ECLI:NL:HR:2002:AD529718 juni 2002Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AP4584

ECLI:NL:HR:2005:AP45841 februari 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1984:AC8436

ECLI:NL:HR:1984:AC843629 mei 1984Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2012:BR3040

ECLI:NL:HR:2012:BR304010 januari 2012Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB1517

ECLI:NL:HR:2001:AB15178 mei 2001Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2009:BG7232

ECLI:NL:HR:2009:BG72327 juli 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2002:AD9568

ECLI:NL:HR:2002:AD956826 februari 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2002:AD9570

ECLI:NL:HR:2002:AD957026 februari 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak