Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Eerste afdeling. Onderzoek op de terechtzitting
Artikel 280

Artikel 280 (Verstekverlening bij afwezigheid verdachte)

Laatste versie

1. In het geval dat de verdachte niet op de terechtzitting verschijnt en de rechtbank geen aanleiding ziet voor

a. het nietig verklaren van de dagvaarding op grond van artikel 278, eerste lid of b. het verlenen van een bevel tot medebrenging van de verdachte, bedoeld in artikel 278, tweede en derde lid, 3. beveelt zij dat tegen de verdachte verstek wordt verleend en dat de behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid wordt voortgezet, tenzij zij heeft ingestemd met verdediging op de voet van artikel 279.

2. De rechtbank verklaart het verstek vervallen, indien de verdachte alsnog op de terechtzitting of na de hervatting daarvan in persoon verschijnt of zich alsnog laat verdedigen met inachtneming van artikel 279, eerste lid.

3. Bij toepassing van het tweede lid, wordt het onderzoek opnieuw aangevangen, met dien verstande dat de rechtbank kan bepalen dat bepaalde onderzoekshandelingen niet opnieuw zullen plaats vinden.

Uitleg in duidelijke taal

1. In het geval dat de verdachte niet op de terechtzitting verschijnt en de rechtbank geen aanleiding ziet voor

Dit deel beschrijft de situatie waarin de verdachte afwezig is bij de rechtszitting en de rechtbank geen redenen ziet om bepaalde acties te ondernemen, welke in de volgende subonderdelen worden gespecificeerd.

a. het nietig verklaren van de dagvaarding op grond van artikel 278, eerste lid of

Dit subonderdeel specificeert de eerste actie waarvoor de rechtbank geen aanleiding ziet: het ongeldig verklaren van de dagvaarding, zoals bepaald in artikel 278, eerste lid.

b. het verlenen van een bevel tot medebrenging van de verdachte, bedoeld in artikel 278, tweede en derde lid,

Dit subonderdeel specificeert de tweede actie waarvoor de rechtbank geen aanleiding ziet: het uitvaardigen van een bevel om de verdachte gedwongen naar de zitting te laten brengen, zoals omschreven in artikel 278, tweede en derde lid.

  1. beveelt zij dat tegen de verdachte verstek wordt verleend en dat de behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid wordt voortgezet, tenzij zij heeft ingestemd met verdediging op de voet van artikel 279.

Indien de rechtbank, in de situatie beschreven in het eerste deel van lid 1, geen aanleiding ziet voor de acties genoemd in sub a en b, dan beveelt de rechtbank dat de procedure tegen de afwezige verdachte bij verstek wordt gevoerd. Dit betekent dat de behandeling van de strafzaak doorgaat zonder de aanwezigheid van de verdachte, tenzij de rechtbank heeft toegestaan dat de verdachte wordt verdedigd volgens de bepalingen van artikel 279.

2. De rechtbank verklaart het verstek vervallen, indien de verdachte alsnog op de terechtzitting of na de hervatting daarvan in persoon verschijnt of zich alsnog laat verdedigen met inachtneming van artikel 279, eerste lid.

Dit lid stelt dat de rechtbank de eerder verleende verstekbeslissing ongeldig verklaart (vervallen verklaart) als de verdachte alsnog persoonlijk op de zitting verschijnt, of na een onderbreking en hervatting van de zitting alsnog verschijnt. Hetzelfde geldt als de verdachte zich alsnog laat verdedigen met inachtneming van de regels van artikel 279, eerste lid.

3. Bij toepassing van het tweede lid, wordt het onderzoek opnieuw aangevangen, met dien verstande dat de rechtbank kan bepalen dat bepaalde onderzoekshandelingen niet opnieuw zullen plaats vinden.

Wanneer de situatie van het tweede lid zich voordoet (het verstek wordt vervallen verklaard), dan begint het onderzoek ter terechtzitting opnieuw. De rechtbank heeft echter de mogelijkheid te beslissen dat bepaalde onderzoekshandelingen die al hebben plaatsgevonden, niet nogmaals hoeven te worden uitgevoerd.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad48x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:AD2076

ECLI:NL:HR:1994:AD207629 maart 1994Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad43x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD8950

ECLI:NL:HR:2002:AD895025 juni 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ4724

ECLI:NL:HR:2007:AZ472424 april 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AT5663

ECLI:NL:HR:2005:AT566311 oktober 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF6597

ECLI:NL:HR:2003:AF659710 juni 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtInternationaal Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AE9649

ECLI:NL:HR:2003:AE964911 februari 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AG3022

ECLI:NL:HR:2003:AG30229 december 2003Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1340 - Verklaring overleden getuige: wanneer is bewijs niet beslissend?

ECLI:NL:HR:2023:13403 oktober 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een verklaring van een overleden getuige, die de verdediging niet kon ondervragen, mag voor het bewijs worden gebruikt als de bewezenverklaring niet in beslissende mate daarop is gebaseerd en voldoende steun vindt in ander bewijs, ook op de door de verdachte betwiste onderdelen.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV8291

ECLI:NL:HR:2012:BV829117 april 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtInternationaal Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2004:AR3228

ECLI:NL:HR:2004:AR322816 november 2004Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak