Wetboek van Strafvordering

1. Indien de verdachte niet of slechts zeer gebrekkig kan horen, wordt hij bijgestaan door een daartoe geschikte persoon als tolk.

Dit lid bepaalt dat als de verdachte niet kan horen, of slechts zeer gebrekkig kan horen, hij bijstand krijgt van een persoon die geschikt is om als tolk te fungeren.

2. Indien de verdachte niet of slechts zeer gebrekkig kan spreken, wordt hij bijgestaan door een daartoe geschikte persoon als tolk dan wel geschieden de antwoorden schriftelijk. In het laatstgenoemde geval deelt de voorzitter de schriftelijke antwoorden mondeling mee.

Dit lid stelt dat als de verdachte niet kan spreken, of slechts zeer gebrekkig kan spreken, hij bijstand krijgt van een persoon die geschikt is om als tolk te fungeren. Een andere mogelijkheid is dat de antwoorden schriftelijk worden gegeven. Indien voor schriftelijke antwoorden wordt gekozen, zal de voorzitter deze schriftelijke antwoorden mondeling mededelen.

3. De artikelen 275 en 276 zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat de bepalingen zoals vastgelegd in artikel 275 en artikel 276 op een vergelijkbare manier van toepassing zijn in de context van dit artikel.