Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Eerste afdeling. Onderzoek op de terechtzitting
Artikel 269

Artikel 269 (Openbaarheid, gesloten deuren, toegang terechtzitting)

Laatste versie

1. Het onderzoek ter terechtzitting geschiedt in het openbaar. Vanaf het uitroepen van de zaak kan de rechtbank gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven, indien de openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.

2. Een bevel als bedoeld in het eerste lid, wordt door de rechtbank ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op het verzoek van de verdachte of andere procesdeelnemers gegeven. De rechtbank geeft het bevel niet dan na het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers, zo nodig met gesloten deuren, hieromtrent te hebben gehoord. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. De beslissing tot het geven van het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt met redenen omkleed in het proces-verbaal van de terechtzitting vermeld.

4. Tot bijwoning van de niet openbare terechtzitting kan de voorzitter bijzondere toegang verlenen.

5. Tot bijwoning van een openbare terechtzitting worden, tenzij in bijzondere gevallen ter beoordeling van de voorzitter, als toehoorders niet toegelaten personen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders niet toe te laten, indien deze de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met uitzondering van slachtoffers van twaalf tot achttien jaar van het tenlastegelegde feit als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, die de terechtzitting wensen bij te wonen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het onderzoek ter terechtzitting geschiedt in het openbaar. Vanaf het uitroepen van de zaak kan de rechtbank gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven, indien de openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.

Dit artikelonderdeel stelt dat het onderzoek tijdens de zitting (ter terechtzitting) in principe openbaar (voor iedereen toegankelijk) plaatsvindt. Echter, vanaf het moment dat de zaak wordt uitgeroepen, heeft de rechtbank de bevoegdheid om te bevelen dat de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvindt. Een dergelijk bevel mag de rechtbank geven als dit in het belang is van de goede zeden, de openbare orde, of de veiligheid van de staat. Het kan ook worden bevolen wanneer de belangen van minderjarigen dit vereisen, of wanneer de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers (zoals getuigen of slachtoffers), of andere personen die bij de zaak betrokken zijn, dit noodzakelijk maakt. Ten slotte kan een bevel tot behandeling met gesloten deuren ook worden gegeven als de rechtbank van oordeel is dat openbaarheid de goede rechtspleging ernstig zou schaden.

2. Een bevel als bedoeld in het eerste lid, wordt door de rechtbank ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op het verzoek van de verdachte of andere procesdeelnemers gegeven. De rechtbank geeft het bevel niet dan na het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers, zo nodig met gesloten deuren, hieromtrent te hebben gehoord. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid preciseert dat een bevel tot behandeling met gesloten deuren, zoals beschreven in het eerste lid, door de rechtbank kan worden gegeven uit eigen beweging (ambtshalve), op vordering (een formele eis) van het openbaar ministerie, of op verzoek van de verdachte of andere procesdeelnemers. Voordat de rechtbank een dergelijk bevel geeft, moet zij het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers hierover horen. Dit horen kan, indien nodig, ook met gesloten deuren plaatsvinden. Verder wordt bepaald dat artikel 22, vierde lid (dat vermoedelijk regels bevat over een vergelijkbare procedure of besluitvorming), op deze situatie van overeenkomstige toepassing is, wat betekent dat die regels hier ook gelden.

3. De beslissing tot het geven van het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt met redenen omkleed in het proces-verbaal van de terechtzitting vermeld.

Dit onderdeel schrijft voor dat de beslissing van de rechtbank om een bevel te geven voor een behandeling met gesloten deuren (zoals bedoeld in het eerste lid) altijd met redenen omkleed moet zijn. Deze redenen moeten worden opgenomen in het proces-verbaal (het officiële schriftelijke verslag) van de terechtzitting.

4. Tot bijwoning van de niet openbare terechtzitting kan de voorzitter bijzondere toegang verlenen.

Dit lid bepaalt dat de voorzitter van de rechtbank de bevoegdheid heeft om aan bepaalde personen bijzondere toegang te verlenen tot een terechtzitting die niet openbaar is (dus achter gesloten deuren plaatsvindt).

5. Tot bijwoning van een openbare terechtzitting worden, tenzij in bijzondere gevallen ter beoordeling van de voorzitter, als toehoorders niet toegelaten personen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders niet toe te laten, indien deze de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met uitzondering van slachtoffers van twaalf tot achttien jaar van het tenlastegelegde feit als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, die de terechtzitting wensen bij te wonen.

Dit laatste lid regelt de toegang van toehoorders tot openbare terechtzittingen. In principe worden personen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt, niet toegelaten als toehoorder. Een uitzondering hierop kan worden gemaakt in bijzondere gevallen, wat ter beoordeling van de voorzitter van de rechtbank staat. Daarnaast heeft de voorzitter de bevoegdheid om ook toehoorders die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, de toegang te weigeren. Een uitzondering op deze laatste regel geldt voor slachtoffers van het tenlastegelegde feit die tussen de twaalf en achttien jaar oud zijn, zoals bedoeld in artikel 51e, eerste lid, en die de terechtzitting willen bijwonen; zij mogen in principe wel worden toegelaten.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB1502

ECLI:NL:HR:2001:AB15028 mei 2001Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA5346

ECLI:NL:HR:2000:AA53464 april 2000Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:689

ECLI:NL:HR:2016:68919 april 2016Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:2008 - Coronamaatregelen en de openbaarheid van de rechtspraak: een nadere duiding

ECLI:NL:HR:2020:200815 december 2020Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Een zitting is ook 'in het openbaar' als het publiek wegens coronamaatregelen niet wordt toegelaten, mits de pers wel toegang heeft. De controleerbaarheid van de rechtspraak, het doel van openbaarheid, is hiermee voldoende gewaarborgd en dit vormt geen schending van het openbaarheidsbeginsel.

StrafrechtInternationaal Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AE1332

ECLI:NL:HR:2002:AE13329 juli 2002Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:1311

ECLI:NL:HR:2017:131111 juli 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:1322

ECLI:NL:HR:2017:132211 juli 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:473

ECLI:NL:HR:2014:4734 maart 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BK5616

ECLI:NL:HR:2010:BK561630 maart 2010Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BK5618

ECLI:NL:HR:2010:BK561830 maart 2010Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak