Artikel 265 (Termijnen dagvaarding terechtzitting)
1. Tussen de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is betekend en die der terechtzitting moet een termijn van ten minste tien dagen verlopen. Ingeval door de rechter-commissaris overeenkomstig de Zevende Titel van het Vierde Boek bevelen tot handhaving van de openbare orde zijn gegeven moet een termijn van ten minste vier dagen verlopen.
2. Geschiedt de betekening van de dagvaarding op de wijze als is voorzien in artikel 36d, derde lid, dan kan de verdachte in de akte van uitreiking een verklaring, houdende zijn toestemming tot verkorting van deze termijnen, doen opnemen; hij moet de verklaring tekenen; indien hij niet kan tekenen wordt de oorzaak van het beletsel in de akte vermeld.
3. Bij gebreke van het een of ander schorst de rechtbank het onderzoek, tenzij de verdachte is verschenen. Is dit laatste het geval en verzoekt de verdachte in het belang van zijn verdediging uitstel, dan schorst de rechtbank het onderzoek voor bepaalde tijd, tenzij zij bij met redenen omklede beslissing van oordeel is dat de verdachte redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad wanneer het onderzoek wordt voortgezet.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tussen de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is betekend en die der terechtzitting moet een termijn van ten minste tien dagen verlopen. Ingeval door de rechter-commissaris overeenkomstig de Zevende Titel van het Vierde Boek bevelen tot handhaving van de openbare orde zijn gegeven moet een termijn van ten minste vier dagen verlopen.
Dit lid bepaalt dat er een periode van minimaal tien dagen moet verstrijken tussen de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is betekend (officieel overhandigd) en de dag van de terechtzitting. In het geval dat door de rechter-commissaris, overeenkomstig de bepalingen in de Zevende Titel van het Vierde Boek (van dit wetboek), bevelen tot handhaving van de openbare orde zijn gegeven, dan moet er een termijn van minimaal vier dagen verstrijken.
2. Geschiedt de betekening van de dagvaarding op de wijze als is voorzien in artikel 36d, derde lid, dan kan de verdachte in de akte van uitreiking een verklaring, houdende zijn toestemming tot verkorting van deze termijnen, doen opnemen; hij moet de verklaring tekenen; indien hij niet kan tekenen wordt de oorzaak van het beletsel in de akte vermeld.
Dit lid stelt dat indien de betekening van de dagvaarding plaatsvindt op de wijze zoals voorzien in artikel 36d, derde lid, de verdachte in de akte van uitreiking een verklaring kan laten opnemen. Deze verklaring houdt dan zijn toestemming in tot verkorting van de in lid 1 genoemde termijnen. De verdachte moet deze verklaring ondertekenen. Indien hij niet kan tekenen, wordt de oorzaak van dit beletsel (de reden waarom hij niet kan tekenen) in de akte vermeld.
3. Bij gebreke van het een of ander schorst de rechtbank het onderzoek, tenzij de verdachte is verschenen. Is dit laatste het geval en verzoekt de verdachte in het belang van zijn verdediging uitstel, dan schorst de rechtbank het onderzoek voor bepaalde tijd, tenzij zij bij met redenen omklede beslissing van oordeel is dat de verdachte redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad wanneer het onderzoek wordt voortgezet.
Dit lid bepaalt dat bij gebreke van het een of ander (dat wil zeggen, als de termijnen niet zijn nageleefd of de vereiste toestemming ontbreekt), de rechtbank het onderzoek schorst (onderbreekt). Dit geldt echter niet indien de verdachte is verschenen op de terechtzitting. Is de verdachte wel verschenen en verzoekt hij in het belang van zijn verdediging om uitstel, dan schorst de rechtbank het onderzoek voor een bepaalde tijd. Een uitzondering hierop is wanneer de rechtbank, middels een met redenen omklede beslissing, van oordeel is dat de verdachte redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad indien het onderzoek wordt voortgezet.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2015:642
ECLI:NL:HR:2010:BM0154
ECLI:NL:HR:2023:742 - Betekening in buitenland: termijn uit rechtshulpverdrag geldt niet bij rechtstreekse postverzending
Een verklaring onder art. 7 lid 3 EVR over een betekeningstermijn is niet van toepassing bij rechtstreekse toezending per post aan een verdachte in het buitenland. Van een appellerende verdachte wordt verwacht dat hij bereikbaar blijft voor zijn raadsman.
ECLI:NL:HR:2014:3156
ECLI:NL:HR:2011:BT8878
ECLI:NL:HR:2011:BO6737
ECLI:NL:HR:2024:994
ECLI:NL:HR:2021:938 - Stellen advocaat bij OM valt onder overgangsregel Hoge Raad
De Hoge Raad vernietigt een uitspraak omdat het hof ten onrechte de overgangsregel negeerde. Deze regel stelt dat een advocaat die zich in 2017 bij het OM stelde, toch als raadsman erkend moest worden, ondanks de hoofdregel om zich bij de griffie te stellen.