Wetboek van Strafvordering
Artikel 263 (Oproepen getuigen deskundigen verdachte en voorzitter)
1. De verdachte is bevoegd getuigen en deskundigen ter terechtzitting te doen oproepen. De verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, kan de officier van justitie verzoeken om bijstand van een tolk op de terechtzitting.
2. Hij geeft deze daartoe, indien tussen de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is betekend en die der terechtzitting ten minste veertien dagen verlopen, ten minste tien dagen voor de terechtzitting aan de officier van justitie op. Indien de dagvaarding later dan op de veertiende dag voor de terechtzitting wordt betekend, eindigt de termijn op de vierde dag na die der betekening, doch uiterlijk op de derde dag voor die der terechtzitting.
3. Opgave geschiedt in persoon ten parkette van de officier van justitie of schriftelijk. Schriftelijke opgave is gericht aan de officier van justitie. Bij schriftelijke opgave anders dan bij aangetekende brief verzekert de verdachte zich ervan dat deze de opgave tijdig heeft ontvangen. Hij vermeldt de namen, het beroep en de woon- of verblijfplaats, of, bij onbekendheid van een of ander, duidt hij hen zo nauwkeurig mogelijk aan. Bij schriftelijke opgave geldt de dag van ontvangst van de brief, welke onverwijld daarop wordt aangetekend, als dag van opgave.
4. De voorzitter der rechtbank kan de officier van justitie bevelen getuigen en deskundigen ter terechtzitting te doen oproepen. De opgave geschiedt schriftelijk, onder vermelding van de namen, het beroep en de woon- of verblijfplaats, of, bij onbekendheid van een of ander, een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de getuige of deskundige.
5. De officier van justitie doet de getuigen of deskundigen, opgegeven met inachtneming van de voorgaande leden, onverwijld oproepen. De oproeping wordt onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de rechtbank en de verdachte.
Uitleg in duidelijke taal
1. De verdachte is bevoegd getuigen en deskundigen ter terechtzitting te doen oproepen. De verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, kan de officier van justitie verzoeken om bijstand van een tolk op de terechtzitting.
Dit lid bepaalt dat de verdachte het recht heeft (bevoegd is) om getuigen en deskundigen op te roepen om bij de terechtzitting aanwezig te zijn. Daarnaast kan een verdachte die de Nederlandse taal niet of niet goed genoeg (onvoldoende) beheerst, de officier van justitie vragen om hulp (bijstand) van een tolk tijdens de terechtzitting.
2. Hij geeft deze daartoe, indien tussen de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is betekend en die der terechtzitting ten minste veertien dagen verlopen, ten minste tien dagen voor de terechtzitting aan de officier van justitie op. Indien de dagvaarding later dan op de veertiende dag voor de terechtzitting wordt betekend, eindigt de termijn op de vierde dag na die der betekening, doch uiterlijk op de derde dag voor die der terechtzitting.
Dit lid stelt dat de verdachte de namen van de op te roepen getuigen en deskundigen (deze) daarvoor (daartoe) moet opgeven aan de officier van justitie. Dit moet ten minste tien dagen vóór de terechtzitting gebeuren, op voorwaarde dat (indien) er minimaal veertien dagen zijn verstreken (verlopen) tussen de dag waarop de dagvaarding officieel aan de verdachte is overhandigd (betekend) en de dag van de terechtzitting. Als de dagvaarding minder dan veertien dagen (later dan op de veertiende dag) vóór de terechtzitting wordt betekend, dan eindigt de periode (termijn) voor het opgeven op de vierde dag na de dag van betekening, maar wel uiterlijk op de derde dag vóór de dag van de terechtzitting.
3. Opgave geschiedt in persoon ten parkette van de officier van justitie of schriftelijk. Schriftelijke opgave is gericht aan de officier van justitie. Bij schriftelijke opgave anders dan bij aangetekende brief verzekert de verdachte zich ervan dat deze de opgave tijdig heeft ontvangen. Hij vermeldt de namen, het beroep en de woon- of verblijfplaats, of, bij onbekendheid van een of ander, duidt hij hen zo nauwkeurig mogelijk aan. Bij schriftelijke opgave geldt de dag van ontvangst van de brief, welke onverwijld daarop wordt aangetekend, als dag van opgave.
Dit lid beschrijft hoe de opgave van getuigen en deskundigen gebeurt (geschiedt). Dit kan persoonlijk op het kantoor (ten parkette) van de officier van justitie of schriftelijk. Een schriftelijke opgave moet gericht zijn aan de officier van justitie. Als de verdachte de opgave schriftelijk doet op een andere manier dan per aangetekende brief, moet hij er zelf voor zorgen (verzekert zich ervan) dat de officier van justitie de opgave op tijd heeft ontvangen. De verdachte moet de namen, het beroep en de woon- of verblijfplaats vermelden, of, als een van deze gegevens onbekend is (bij onbekendheid van een of ander), de personen zo precies (nauwkeurig) mogelijk aanduiden. Bij een schriftelijke opgave wordt de dag waarop de brief is ontvangen, en die direct (onverwijld) daarna wordt genoteerd (aangetekend), beschouwd als de dag van opgave.
4. De voorzitter der rechtbank kan de officier van justitie bevelen getuigen en deskundigen ter terechtzitting te doen oproepen. De opgave geschiedt schriftelijk, onder vermelding van de namen, het beroep en de woon- of verblijfplaats, of, bij onbekendheid van een of ander, een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de getuige of deskundige.
Dit lid bepaalt dat de voorzitter van de rechtbank de officier van justitie kan opdragen (bevelen) om getuigen en deskundigen op te roepen voor de terechtzitting. Deze opgave door de voorzitter moet schriftelijk gebeuren en dient de namen, het beroep en de woon- of verblijfplaats te vermelden, of, als deze details onbekend zijn (bij onbekendheid van een of ander), een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving (aanduiding) van de getuige of deskundige te geven.
5. De officier van justitie doet de getuigen of deskundigen, opgegeven met inachtneming van de voorgaande leden, onverwijld oproepen. De oproeping wordt onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de rechtbank en de verdachte.
Dit lid stelt dat de officier van justitie de getuigen of deskundigen, die zijn opgegeven met inachtneming van (volgens de regels in) de voorgaande leden, direct (onverwijld) moet oproepen. Zowel de rechtbank als de verdachte worden van deze oproeping onmiddellijk (onverwijld) schriftelijk op de hoogte gesteld (ter kennis gebracht).