Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel V. Aanhangig maken der zaak ter terechtzitting
Artikel 262

Artikel 262 (Bezwaarschriftprocedure tegen dagvaarding)

Laatste versie

1. Tegen de dagvaarding kan de verdachte binnen acht dagen na de betekening een bezwaarschrift indienen bij de rechtbank.

2. Zolang de in het eerste lid gestelde termijn niet is verstreken, kan de rechtbank alleen met toestemming van de verdachte het onderzoek op de terechtzitting een aanvang doen nemen. Door het geven van toestemming doet de verdachte tevens afstand van het recht om een bezwaarschrift in te dienen. In het andere geval stelt de rechtbank de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting voor bepaalde of onbepaalde tijd uit. Behoudens ingeval de verdachte ten aanzien van de gehele tenlastelegging buiten vervolging is gesteld, wordt de verdachte, met verwijzing naar de inhoud van de dagvaarding, opgeroepen en worden de getuigen, deskundigen en tolken opnieuw gedagvaard of opgeroepen voor de dag van de terechtzitting bepaald, zodra op het gehele bezwaarschrift onherroepelijk is beslist. De artikelen 263 en 265 zijn van overeenkomstige toepassing.

3. De rechtbank kan, alvorens te beslissen, door de rechter-commissaris een onderzoek doen instellen en zich de daartoe betrekkelijke stukken doen overleggen. Dit onderzoek wordt overeenkomstig de bepalingen van de tweede tot en met de vijfde en zevende afdeling van de Derde Titel van dit Boek gevoerd.

4. Indien het feit niet tot de kennisneming der rechtbank behoort, verklaart zij zich onbevoegd.

5. Is de officier van justitie niet ontvankelijk, het feit waarop de kennisgeving van verdere vervolging betrekking had, of de verdachte niet strafbaar, of onvoldoende aanwijzing van schuld aanwezig, dan stelt zij de verdachte ten aanzien van de gehele tenlastelegging of voor een bij de beschikking nader aan te duiden gedeelte van de tenlastelegging buiten vervolging.

6. In alle andere gevallen verklaart de rechtbank hetzij de verdachte niet-ontvankelijk hetzij het bezwaarschrift ongegrond, zo nodig onder aanduiding van de wijzigingen die in de tenlastelegging moeten worden aangebracht.

7. Indien de beschikking tot onbevoegdverklaring of buitenvervolgingstelling ten aanzien van de gehele tenlastelegging onherroepelijk is geworden, vervalt een reeds uitgebrachte dagvaarding. Indien de beschikking tot onbevoegdverklaring of buitenvervolgingstelling ten aanzien van een gedeelte van de tenlastelegging onherroepelijk is geworden, moet de tenlastelegging in overeenstemming met die beschikking worden gebracht.

Uitleg in duidelijke taal

1. Tegen de dagvaarding kan de verdachte binnen acht dagen na de betekening een bezwaarschrift indienen bij de rechtbank.

Dit betekent dat de verdachte de mogelijkheid heeft om, na de officiële overhandiging (betekening) van de dagvaarding, binnen een termijn van acht dagen een bezwaarschrift in te dienen bij de rechtbank. Dit bezwaarschrift is gericht tegen de dagvaarding zelf.

2. Zolang de in het eerste lid gestelde termijn niet is verstreken, kan de rechtbank alleen met toestemming van de verdachte het onderzoek op de terechtzitting een aanvang doen nemen. Door het geven van toestemming doet de verdachte tevens afstand van het recht om een bezwaarschrift in te dienen. In het andere geval stelt de rechtbank de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting voor bepaalde of onbepaalde tijd uit. Behoudens ingeval de verdachte ten aanzien van de gehele tenlastelegging buiten vervolging is gesteld, wordt de verdachte, met verwijzing naar de inhoud van de dagvaarding, opgeroepen en worden de getuigen, deskundigen en tolken opnieuw gedagvaard of opgeroepen voor de dag van de terechtzitting bepaald, zodra op het gehele bezwaarschrift onherroepelijk is beslist. De artikelen 263 en 265 zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid bepaalt dat zolang de termijn van acht dagen voor het indienen van een bezwaarschrift nog niet voorbij is, de rechtbank het onderzoek op de terechtzitting alleen mag starten als de verdachte daarmee instemt. Als de verdachte toestemming geeft, verliest hij daarmee ook het recht om nog een bezwaarschrift in te dienen. Geeft de verdachte geen toestemming, dan stelt de rechtbank de start van het onderzoek op de terechtzitting uit, voor een bepaalde of onbepaalde periode. Tenzij de verdachte voor de gehele tenlastelegging buiten vervolging is gesteld, zal de verdachte opnieuw worden opgeroepen (met verwijzing naar de oorspronkelijke dagvaarding) en zullen getuigen, deskundigen en tolken opnieuw worden gedagvaard of opgeroepen voor de nieuwe zittingsdatum. Dit gebeurt zodra er een definitieve (onherroepelijke) beslissing is genomen over het gehele bezwaarschrift. De bepalingen uit artikelen 263 en 265 van het Wetboek van Strafvordering zijn hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing.

3. De rechtbank kan, alvorens te beslissen, door de rechter-commissaris een onderzoek doen instellen en zich de daartoe betrekkelijke stukken doen overleggen. Dit onderzoek wordt overeenkomstig de bepalingen van de tweede tot en met de vijfde en zevende afdeling van de Derde Titel van dit Boek gevoerd.

Dit betekent dat de rechtbank, voordat zij een beslissing neemt over het bezwaarschrift, de rechter-commissaris kan opdragen een onderzoek in te stellen. De rechtbank kan ook de relevante stukken van dat onderzoek opvragen. Dit onderzoek door de rechter-commissaris wordt uitgevoerd volgens de regels die zijn vastgelegd in de tweede tot en met de vijfde en de zevende afdeling van de Derde Titel van het Wetboek van Strafvordering.

4. Indien het feit niet tot de kennisneming der rechtbank behoort, verklaart zij zich onbevoegd.

Dit houdt in dat als het strafbare feit waarvoor de verdachte wordt vervolgd, niet onder de bevoegdheid van de rechtbank valt om erover te oordelen (kennisneming), de rechtbank zichzelf onbevoegd zal verklaren.

5. Is de officier van justitie niet ontvankelijk, het feit waarop de kennisgeving van verdere vervolging betrekking had, of de verdachte niet strafbaar, of onvoldoende aanwijzing van schuld aanwezig, dan stelt zij de verdachte ten aanzien van de gehele tenlastelegging of voor een bij de beschikking nader aan te duiden gedeelte van de tenlastelegging buiten vervolging.

Dit lid geeft aan dat de rechtbank de verdachte buiten vervolging stelt (de vervolging stopt) als: de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging; het feit genoemd in de kennisgeving van verdere vervolging niet strafbaar is; de verdachte zelf niet strafbaar is; of als er onvoldoende bewijs (aanwijzing van schuld) is. Deze buitenvervolgingstelling kan gelden voor de gehele tenlastelegging of voor een specifiek deel ervan, dat in de beslissing (beschikking) van de rechtbank nader wordt omschreven.

6. In alle andere gevallen verklaart de rechtbank hetzij de verdachte niet-ontvankelijk hetzij het bezwaarschrift ongegrond, zo nodig onder aanduiding van de wijzigingen die in de tenlastelegging moeten worden aangebracht.

Dit betekent dat in alle situaties die niet onder lid 4 of 5 vallen, de rechtbank ofwel de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in zijn bezwaarschrift, ofwel het bezwaarschrift ongegrond verklaart. Indien nodig kan de rechtbank hierbij aangeven welke wijzigingen er in de tenlastelegging moeten worden gemaakt.

7. Indien de beschikking tot onbevoegdverklaring of buitenvervolgingstelling ten aanzien van de gehele tenlastelegging onherroepelijk is geworden, vervalt een reeds uitgebrachte dagvaarding. Indien de beschikking tot onbevoegdverklaring of buitenvervolgingstelling ten aanzien van een gedeelte van de tenlastelegging onherroepelijk is geworden, moet de tenlastelegging in overeenstemming met die beschikking worden gebracht.

Dit lid stelt dat als de beslissing (beschikking) van de rechtbank om zichzelf onbevoegd te verklaren of om de verdachte buiten vervolging te stellen voor de gehele tenlastelegging definitief (onherroepelijk) is geworden, een eventueel al uitgebrachte dagvaarding zijn geldigheid verliest (vervalt). Als de onbevoegdverklaring of buitenvervolgingstelling slechts een deel van de tenlastelegging betreft en deze beslissing onherroepelijk is, dan moet de tenlastelegging worden aangepast om overeen te komen met die beslissing.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BN1014

ECLI:NL:HR:2010:BN101413 juli 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Financieel Economisch Strafrecht
Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BU8744

ECLI:NL:HR:2012:BU874413 maart 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1410

ECLI:NL:HR:2019:14101 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:89

ECLI:NL:HR:2019:8922 januari 2019Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AV4112

ECLI:NL:HR:2006:AV411211 april 2006Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:212

ECLI:NL:HR:2015:2123 februari 2015Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BU8746

ECLI:NL:HR:2012:BU874613 maart 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:136

ECLI:NL:HR:2015:1363 februari 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1984:AC8436

ECLI:NL:HR:1984:AC843629 mei 1984Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BN1028

ECLI:NL:HR:2010:BN102813 juli 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht