Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel V. Aanhangig maken der zaak ter terechtzitting
Artikel 260

Artikel 260 (Dagvaarding en oproepingen ter terechtzitting)

Laatste versie

1. De officier van justitie is bevoegd getuigen, slachtoffers of hun nabestaanden, deskundigen en tolken ter terechtzitting schriftelijk te doen oproepen. Een tolk wordt in ieder geval opgeroepen, indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst.

2. Indien het slachtoffer, bedoeld in artikel 51e, tweede lid, en degenen die te kennen hebben gegeven gebruik te willen maken van het spreekrecht op grond van artikel 51e, derde, vierde, zevende of achtste lid, schriftelijk verzoeken om oproeping voor de uitoefening van het spreekrecht, geeft de officier van justitie daaraan gehoor.

3. Bij de dagvaarding van de verdachte wordt opgave gedaan van de naam, het beroep en de woon- of verblijfplaats, of bij onbekendheid daarvan de aanduiding van de getuigen en deskundigen die door de officier van justitie zijn opgeroepen. Ook van de oproeping van een persoon die bevoegd is het spreekrecht uit te oefenen, van de benadeelde partij voor zover dit niet eerder op grond van artikel 51g is geschied, en van een tolk wordt opgave gedaan.

4. Aan de verdachte wordt daarbij kenbaar gemaakt dat hij het recht heeft getuigen en deskundigen schriftelijk te doen oproepen of op de terechtzitting mede te brengen; hij wordt daarbij tevens opmerkzaam gemaakt op de voorschriften van de artikelen 262, eerste lid, 263, eerste, tweede en derde lid, 258a en 278, tweede en derde lid.

5. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem onverwijld een schriftelijke vertaling van de dagvaarding verstrekt dan wel wordt hem in een voor hem begrijpelijke taal schriftelijk mededeling gedaan van de plaats, datum en het tijdstip waarop de verdachte ter terechtzitting moet verschijnen alsmede een korte omschrijving van het feit en de mededelingen, bedoeld in het derde lid, tweede volzin, en het vierde lid.

6. Wanneer de verdachte ten tijde van het plegen van het misdrijf waarvan hij wordt verdacht de leeftijd van achttien wel maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en de officier van justitie voornemens is te vorderen dat recht zal worden gedaan overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, maakt hij dit aan de verdachte kenbaar. In dat geval is de verdachte verplicht in persoon te verschijnen. Bij de dagvaarding wordt hem kennis gegeven dat, indien hij niet aan deze verplichting voldoet, het gerecht zijn medebrenging kan gelasten.

Uitleg in duidelijke taal

1. De officier van justitie is bevoegd getuigen, slachtoffers of hun nabestaanden, deskundigen en tolken ter terechtzitting schriftelijk te doen oproepen. Een tolk wordt in ieder geval opgeroepen, indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst.

Dit betekent dat de officier van justitie de bevoegdheid heeft om getuigen, slachtoffers of hun nabestaanden, deskundigen en tolken schriftelijk op te roepen om bij de terechtzitting aanwezig te zijn. Er moet altijd een tolk worden opgeroepen als de verdachte de Nederlandse taal niet of niet voldoende spreekt.

2. Indien het slachtoffer, bedoeld in artikel 51e, tweede lid, en degenen die te kennen hebben gegeven gebruik te willen maken van het spreekrecht op grond van artikel 51e, derde, vierde, zevende of achtste lid, schriftelijk verzoeken om oproeping voor de uitoefening van het spreekrecht, geeft de officier van justitie daaraan gehoor.

Dit houdt in dat als het slachtoffer (zoals omschreven in artikel 51e, tweede lid) of personen die op basis van artikel 51e, derde, vierde, zevende of achtste lid, hebben aangegeven hun spreekrecht te willen gebruiken, hier schriftelijk om verzoeken, de officier van justitie verplicht is hen hiervoor op te roepen.

3. Bij de dagvaarding van de verdachte wordt opgave gedaan van de naam, het beroep en de woon- of verblijfplaats, of bij onbekendheid daarvan de aanduiding van de getuigen en deskundigen die door de officier van justitie zijn opgeroepen. Ook van de oproeping van een persoon die bevoegd is het spreekrecht uit te oefenen, van de benadeelde partij voor zover dit niet eerder op grond van artikel 51g is geschied, en van een tolk wordt opgave gedaan.

Dit betekent dat de dagvaarding die aan de verdachte wordt uitgereikt, de namen, beroepen en woon- of verblijfplaatsen (of een beschrijving als deze gegevens onbekend zijn) moet bevatten van de getuigen en deskundigen die door de officier van justitie zijn opgeroepen. Ook moet in de dagvaarding worden vermeld of een persoon met spreekrecht is opgeroepen, of de benadeelde partij (indien dit niet al volgens artikel 51g is gebeurd), en of een tolk is opgeroepen.

4. Aan de verdachte wordt daarbij kenbaar gemaakt dat hij het recht heeft getuigen en deskundigen schriftelijk te doen oproepen of op de terechtzitting mede te brengen; hij wordt daarbij tevens opmerkzaam gemaakt op de voorschriften van de artikelen 262, eerste lid, 263, eerste, tweede en derde lid, 258a en 278, tweede en derde lid.

Dit houdt in dat de verdachte tegelijk met de dagvaarding wordt geïnformeerd over zijn recht om zelf getuigen en deskundigen schriftelijk op te roepen of mee te nemen naar de terechtzitting. Hij wordt hierbij ook gewezen op de relevante regels (voorschriften) die hiervoor gelden, zoals vastgelegd in de genoemde wetsartikelen (262, eerste lid; 263, eerste, tweede en derde lid; 258a; en 278, tweede en derde lid).

5. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem onverwijld een schriftelijke vertaling van de dagvaarding verstrekt dan wel wordt hem in een voor hem begrijpelijke taal schriftelijk mededeling gedaan van de plaats, datum en het tijdstip waarop de verdachte ter terechtzitting moet verschijnen alsmede een korte omschrijving van het feit en de mededelingen, bedoeld in het derde lid, tweede volzin, en het vierde lid.

Dit betekent dat als de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, hij direct (onverwijld) een schriftelijke vertaling van de dagvaarding moet ontvangen. Als alternatief kan hem schriftelijk, in een taal die hij begrijpt, worden meegedeeld waar, wanneer en hoe laat hij op de terechtzitting moet verschijnen. Deze mededeling moet ook een korte beschrijving van het feit waarvan hij wordt verdacht bevatten, evenals de informatie die genoemd is in de tweede zin van het derde lid en in het vierde lid van dit artikel.

6. Wanneer de verdachte ten tijde van het plegen van het misdrijf waarvan hij wordt verdacht de leeftijd van achttien wel maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en de officier van justitie voornemens is te vorderen dat recht zal worden gedaan overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, maakt hij dit aan de verdachte kenbaar. In dat geval is de verdachte verplicht in persoon te verschijnen. Bij de dagvaarding wordt hem kennis gegeven dat, indien hij niet aan deze verplichting voldoet, het gerecht zijn medebrenging kan gelasten.

Dit houdt in dat als de verdachte op het moment dat het misdrijf werd gepleegd tussen de achttien en drieëntwintig jaar oud was, en de officier van justitie van plan is om te eisen dat de zaak wordt behandeld volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (adolescentenstrafrecht), hij dit aan de verdachte moet meedelen. In zo'n geval is de verdachte verplicht om persoonlijk op de terechtzitting te verschijnen. De dagvaarding informeert de verdachte dat de rechtbank (het gerecht) kan bevelen dat hij wordt opgehaald (zijn medebrenging kan gelasten) als hij niet aan deze verschijningsplicht voldoet.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad499x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1496

ECLI:NL:HR:2014:14961 juli 2014Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad174x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:913

ECLI:NL:HR:2023:91313 juni 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:773 - Vertaalplicht dagvaarding: geen belang bij klacht als oproeping verdachte niet bereikt

ECLI:NL:HR:2020:77321 april 2020Dit wetsartikel wordt 16 keer genoemd in deze uitspraak

Het voorschrift om een dagvaarding te vertalen (art. 260 lid 5 Sv) geldt ook voor een oproeping na schorsing. Een verdachte heeft echter onvoldoende belang bij een klacht over het niet-naleven van deze plicht als de oproeping hem om andere redenen toch niet zou hebben bereikt.

StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:136

ECLI:NL:HR:2015:1363 februari 2015Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:118 - Oproeping voor bezwaarschriftzitting taakstraf: betekening niet vereist

ECLI:NL:HR:2018:11830 januari 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat de oproeping voor de behandeling van een bezwaarschrift tegen de omzetting van een taakstraf (art. 22g Sr) niet op straffe van nietigheid hoeft te worden betekend. Toezending per post volstaat, omdat de veroordeelde de procedure zelf heeft gestart.

StrafrechtStrafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:828

ECLI:NL:HR:2013:8281 oktober 2013Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BL3964

ECLI:NL:HR:2010:BL396416 februari 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1541

ECLI:NL:HR:2019:15418 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:237

ECLI:NL:HR:2018:23720 februari 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BY5303

ECLI:NL:HR:2012:BY530318 december 2012Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak