Wetboek van Strafvordering
Artikel 258a (Verplichte persoonlijke verschijning verdachte)
1. De verdachte is verplicht in persoon op de terechtzitting te verschijnen indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt in verband met de zaak en het bevel voorlopige hechtenis niet is geschorst of indien hij zich in detentie bevindt in verband met een andere zaak dan die op de terechtzitting wordt behandeld. Deze verplichting betreft alleen de terechtzitting waarop de zaak inhoudelijk wordt behandeld en voor zover het een misdrijf betreft:
a. dat wordt genoemd in artikel 51e, eerste lid, of b. dat wordt genoemd in de artikelen 141, eerste lid en tweede lid, onder 1°,181, eerste en tweede lid, 182, eerste lid en tweede lid, onder 1°, 248c, 252, tweede lid, 290, 296, eerste en tweede lid of 301, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2. De voorzitter van de rechtbank kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie, op verzoek van de verdachte of van het slachtoffer beslissen dat de verplichte verschijning van de verdachte achterwege blijft in verband met zwaarwegende belangen van de verdachte, het slachtoffer of een van de andere procesdeelnemers dan wel in het geval geen van de procesdeelnemers de verplichte verschijning wenselijk of noodzakelijk vindt.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2025. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. De verdachte is verplicht in persoon op de terechtzitting te verschijnen indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt in verband met de zaak en het bevel voorlopige hechtenis niet is geschorst of indien hij zich in detentie bevindt in verband met een andere zaak dan die op de terechtzitting wordt behandeld. Deze verplichting betreft alleen de terechtzitting waarop de zaak inhoudelijk wordt behandeld en voor zover het een misdrijf betreft:
Dit lid stelt dat de verdachte de plicht heeft om persoonlijk aanwezig te zijn bij de terechtzitting in de volgende gevallen: ten eerste, als de verdachte in voorlopige hechtenis zit voor de betreffende zaak en dit bevel tot voorlopige hechtenis niet is opgeschort (geschorst). Ten tweede, als de verdachte gedetineerd is voor een andere zaak dan de zaak die op de terechtzitting behandeld wordt. Deze verplichting tot verschijnen geldt specifiek voor de terechtzitting waar de zaak inhoudelijk wordt besproken en is beperkt tot situaties waarin het om een misdrijf gaat:
a. dat wordt genoemd in artikel 51e, eerste lid, of
Dit subonderdeel specificeert dat de verplichting geldt voor een misdrijf dat genoemd is in artikel 51e, eerste lid.
b. dat wordt genoemd in de artikelen 141, eerste lid en tweede lid, onder 1°,181, eerste en tweede lid, 182, eerste lid en tweede lid, onder 1°, 248c, 252, tweede lid, 290, 296, eerste en tweede lid of 301, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Dit subonderdeel voegt toe dat de verplichting ook geldt voor een misdrijf dat genoemd is in de artikelen 141, eerste lid en tweede lid, onder 1°, 181, eerste en tweede lid, 182, eerste lid en tweede lid, onder 1°, 248c, 252, tweede lid, 290, 296, eerste en tweede lid, of 301, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2. De voorzitter van de rechtbank kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie, op verzoek van de verdachte of van het slachtoffer beslissen dat de verplichte verschijning van de verdachte achterwege blijft in verband met zwaarwegende belangen van de verdachte, het slachtoffer of een van de andere procesdeelnemers dan wel in het geval geen van de procesdeelnemers de verplichte verschijning wenselijk of noodzakelijk vindt.
Dit lid bepaalt dat de voorzitter van de rechtbank de bevoegdheid heeft om te beslissen dat de verdachte niet verplicht is te verschijnen. Dit kan de voorzitter doen uit eigen beweging (ambtshalve), op eis (vordering) van de officier van justitie, of op verzoek van de verdachte of het slachtoffer. Een dergelijke beslissing kan worden genomen als er zwaarwegende belangen zijn van de verdachte, het slachtoffer, of andere betrokkenen bij het proces (procesdeelnemers). Ook kan de verplichte verschijning achterwege blijven als geen van de procesdeelnemers het wenselijk of noodzakelijk acht dat de verdachte verschijnt.