Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel V. Aanhangig maken der zaak ter terechtzitting
Artikel 258

Artikel 258 (Aanhangig maken zaak, rol voorzitter, spreekrecht)

Laatste versie

1. De zaak wordt ter terechtzitting aanhangig gemaakt door eene dagvaarding vanwege den officier van justitie aan den verdachte beteekend; het rechtsgeding neemt hierdoor een aanvang.

2. De voorzitter der rechtbank bepaalt, op het verzoek en de voordracht van den officier van justitie, den dag der terechtzitting. Hij kan, bij het bepalen van de dag der terechtzitting of nadien, bevelen dat de verdachte in persoon zal verschijnen; hij kan daartoe tevens zijn medebrenging gelasten. De voorzitter kan ook de medebrenging gelasten van de getuige van wie op grond van feiten en omstandigheden aannemelijk is dat hij niet voornemens is gevolg te geven aan een oproep om ter terechtzitting te verschijnen. Voorts kan de voorzitter van de rechtbank de officier van justitie bevelen, nader omschreven onderzoek te verrichten of doen verrichten, alsmede gegevensdragers en stukken bij de processtukken te voegen dan wel stukken van overtuiging over te leggen.

3. De personen, bedoeld in artikel 51e, tweede, derde, vierde, zevende en achtste lid, kunnen de voorzitter verzoeken of het hen toegekende spreekrecht mag worden uitgeoefend door hun raadsman of een daartoe bijzondere gemachtigde. Indien meer dan drie nabestaanden hebben meegedeeld dat zij van hun spreekrecht gebruik willen maken, en zij het onderling niet eens kunnen worden over wie van hen het woord zal voeren, beslist de voorzitter welke drie personen van het spreekrecht gebruik kunnen maken.

Uitleg in duidelijke taal

1. De zaak wordt ter terechtzitting aanhangig gemaakt door eene dagvaarding vanwege den officier van justitie aan den verdachte beteekend; het rechtsgeding neemt hierdoor een aanvang.

Dit betekent letterlijk dat een strafzaak officieel bij de rechtbank wordt gestart (ter terechtzitting aanhangig gemaakt) doordat de officier van justitie een dagvaarding laat betekenen aan de verdachte. Met deze betekening van de dagvaarding begint het rechtsgeding (de juridische procedure).

2. De voorzitter der rechtbank bepaalt, op het verzoek en de voordracht van den officier van justitie, den dag der terechtzitting. Hij kan, bij het bepalen van de dag der terechtzitting of nadien, bevelen dat de verdachte in persoon zal verschijnen; hij kan daartoe tevens zijn medebrenging gelasten. De voorzitter kan ook de medebrenging gelasten van de getuige van wie op grond van feiten en omstandigheden aannemelijk is dat hij niet voornemens is gevolg te geven aan een oproep om ter terechtzitting te verschijnen. Voorts kan de voorzitter van de rechtbank de officier van justitie bevelen, nader omschreven onderzoek te verrichten of doen verrichten, alsmede gegevensdragers en stukken bij de processtukken te voegen dan wel stukken van overtuiging over te leggen.

Dit lid stelt dat de voorzitter van de rechtbank, na een verzoek en voordracht van de officier van justitie, de datum van de terechtzitting vaststelt. De voorzitter heeft de bevoegdheid om, bij het vaststellen van de zittingsdag of op een later moment, te bevelen dat de verdachte persoonlijk moet verschijnen. Hiervoor kan de voorzitter ook gelasten dat de verdachte wordt meegebracht (medebrenging). Eveneens kan de voorzitter de medebrenging gelasten van een getuige, indien op basis van feiten en omstandigheden aannemelijk is dat deze getuige niet van plan is te reageren op een oproep om ter terechtzitting te verschijnen. Verder kan de voorzitter van de rechtbank de officier van justitie opdragen (bevelen) om nader gespecificeerd onderzoek uit te voeren of te laten uitvoeren. Ook kan de voorzitter de officier van justitie bevelen om gegevensdragers en stukken toe te voegen aan de processtukken, of om stukken van overtuiging (bewijsstukken) over te leggen.

3. De personen, bedoeld in artikel 51e, tweede, derde, vierde, zevende en achtste lid, kunnen de voorzitter verzoeken of het hen toegekende spreekrecht mag worden uitgeoefend door hun raadsman of een daartoe bijzondere gemachtigde. Indien meer dan drie nabestaanden hebben meegedeeld dat zij van hun spreekrecht gebruik willen maken, en zij het onderling niet eens kunnen worden over wie van hen het woord zal voeren, beslist de voorzitter welke drie personen van het spreekrecht gebruik kunnen maken.

Dit lid bepaalt dat de personen die genoemd worden in artikel 51e, specifiek in het tweede, derde, vierde, zevende en achtste lid, de voorzitter van de rechtbank kunnen vragen of hun spreekrecht mag worden uitgeoefend door hun advocaat (raadsman) of door een persoon die daartoe speciaal is gemachtigd (bijzondere gemachtigde). Wanneer meer dan drie nabestaanden hebben aangegeven dat zij gebruik willen maken van hun spreekrecht, en zij onderling geen overeenstemming kunnen bereiken over wie van hen zal spreken, dan beslist de voorzitter welke drie van deze personen het spreekrecht mogen uitoefenen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad35x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1995:ZD0095

ECLI:NL:HR:1995:ZD009527 juni 1995Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB1502

ECLI:NL:HR:2001:AB15028 mei 2001Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1995:ZD0096

ECLI:NL:HR:1995:ZD009627 juni 1995Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1989:ZC8272

ECLI:NL:HR:1989:ZC827214 november 1989Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:534 - Strafrechter mag zorgmachtiging opleggen zonder verzoek van de officier van justitie

ECLI:NL:HR:2021:5349 april 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De strafrechter kan op grond van art. 2.3 Wfz ambtshalve een zorgmachtiging afgeven, ook als de officier van justitie geen verzoekschrift indient. Om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen, mag de rechter de officier van justitie bevelen de relevante Wvggz-documenten te verstrekken.

Civiel RechtGezondheidsrecht, Burgerlijk Procesrecht
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AE1512

ECLI:NL:HR:2002:AE151228 mei 2002Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1469 - Oproeping per post naar EU-buitenland: geen strijd met Unierecht

ECLI:NL:HR:2022:146918 oktober 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Het Unierecht, specifiek Richtlijnen 2012/13/EU en 2016/343, stelt geen specifieke eisen aan de wijze van betekening van een oproeping in hoger beroep. Verzending per gewone post naar een bekend adres in het buitenland, conform de Nederlandse wet, is daarom toegestaan.

StrafrechtStrafprocesrecht, Europees Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AQ8552

ECLI:NL:HR:2005:AQ85528 februari 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3043

ECLI:NL:HR:2014:304328 oktober 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2003:AF9569

ECLI:NL:HR:2003:AF95699 september 2003Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten