Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel IV. Beslissingen omtrent verdere vervolging
Artikel 243

Artikel 243 (Procedure kennisgeving niet verdere vervolging)

Laatste versie

1. Indien de officier van justitie afziet van verdere vervolging, doet hij de verdachte daarvan onverwijld schriftelijk mededeling.

2. Indien terzake van het feit aan de verdachte een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een mededeling als bedoeld in artikel 5:50, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht is verzonden, heeft dit dezelfde rechtsgevolgen als een kennisgeving van niet verdere vervolging.

3. De kennisgeving van niet verdere vervolging wordt aan de verdachte betekend.

4. De officier van justitie doet in geval van vervolging wegens een misdrijf aan de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling van de kennisgeving van niet verdere vervolging.

5. Indien in de zaak een bevel krachtens de artikelen 12 of 13 is gevraagd of gegeven, doet de officier van justitie een mededeling dat van verdere vervolging wordt afgezien niet dan nadat daarin is bewilligd door het gerechtshof binnen wiens rechtsgebied de vervolging is ingesteld. De officier van justitie doet te dien einde de processtukken, vergezeld van een verslag houdende de gronden voor de mededeling dat van verdere vervolging wordt afgezien, toekomen aan het gerechtshof.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de officier van justitie afziet van verdere vervolging, doet hij de verdachte daarvan onverwijld schriftelijk mededeling.

Dit lid bepaalt dat als de officier van justitie besluit om van verdere vervolging af te zien, hij de verdachte hierover onverwijld (direct) schriftelijk moet informeren (mededeling doen).

2. Indien terzake van het feit aan de verdachte een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een mededeling als bedoeld in artikel 5:50, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht is verzonden, heeft dit dezelfde rechtsgevolgen als een kennisgeving van niet verdere vervolging.

Dit lid stelt dat wanneer terzake van het feit (met betrekking tot het strafbare feit) aan de verdachte een bestuurlijke boete is opgelegd, of als een mededeling als bedoeld in artikel 5:50, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht (dit verwijst naar een kennisgeving dat een bestuurlijke boete zal worden opgelegd) aan de verdachte is verzonden, dit juridisch gezien dezelfde rechtsgevolgen heeft als een formele kennisgeving van niet verdere vervolging door de officier van justitie.

3. De kennisgeving van niet verdere vervolging wordt aan de verdachte betekend.

Dit lid preciseert dat de kennisgeving van niet verdere vervolging officieel aan de verdachte moet worden betekend. Betekend houdt in dat de mededeling op een formele, wettelijk voorgeschreven wijze wordt overhandigd of toegezonden, zodat er bewijs is van ontvangst.

4. De officier van justitie doet in geval van vervolging wegens een misdrijf aan de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling van de kennisgeving van niet verdere vervolging.

Dit lid verplicht de officier van justitie om, in het geval er vervolging wegens een misdrijf was ingesteld, ook de rechtstreeks belanghebbende (bijvoorbeeld het slachtoffer) die bij hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling te doen van de kennisgeving van niet verdere vervolging.

5. Indien in de zaak een bevel krachtens de artikelen 12 of 13 is gevraagd of gegeven, doet de officier van justitie een mededeling dat van verdere vervolging wordt afgezien niet dan nadat daarin is bewilligd door het gerechtshof binnen wiens rechtsgebied de vervolging is ingesteld. De officier van justitie doet te dien einde de processtukken, vergezeld van een verslag houdende de gronden voor de mededeling dat van verdere vervolging wordt afgezien, toekomen aan het gerechtshof.

Dit lid bepaalt dat als er in de strafzaak een bevel krachtens de artikelen 12 of 13 van het Wetboek van Strafvordering (dit betreft een beklagprocedure tegen niet (verder) vervolgen of een bevel tot vervolging) is gevraagd of gegeven, de officier van justitie pas een mededeling dat van verdere vervolging wordt afgezien mag doen nadat het gerechtshof hiermee heeft ingestemd (bewilligd). Dit gerechtshof is het hof binnen wiens rechtsgebied de vervolging is ingesteld. Om deze instemming te verkrijgen, moet de officier van justitie de processtukken (alle documenten van de zaak), samen met een verslag houdende de gronden (een rapport met de redenen) voor het afzien van verdere vervolging, toekomen aan het gerechtshof (aan het gerechtshof sturen).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad132x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:434

ECLI:NL:HR:2015:4343 maart 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursstrafrecht
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:222 - Bestuurlijke boete en strafvervolging: geen 'hetzelfde feit' bij verschillende rechtsgoederen

ECLI:NL:HR:2016:2229 februari 2016Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Een bestuurlijke boete voor overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) staat een latere strafvervolging voor mensensmokkel (art. 197a/b Sr) niet in de weg. Vanwege het aanzienlijke verschil in beschermde rechtsgoederen en strafmaxima is er geen sprake van 'hetzelfde feit' ex art. 68 Sr.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
BestuursrechtBestuursstrafrecht, Vreemdelingenrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:364 - Vervolging bestuurder na boete aan BV: geen schending una via-beginsel

ECLI:NL:HR:2022:36415 maart 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een bestuurlijke boete opgelegd aan een rechtspersoon staat de strafrechtelijke vervolging van de feitelijk leidinggever niet in de weg. Voor het una via-beginsel zijn de rechtspersoon en de natuurlijke persoon (bestuurder) niet 'dezelfde persoon' in de zin van art. 243 Sv.

BelastingrechtFiscaal Strafrecht
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2978

ECLI:NL:HR:2015:29786 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht, Financieel Economisch Strafrecht
BelastingrechtFiscaal Strafrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:2751

ECLI:NL:HR:2014:275123 september 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2022:1364

ECLI:NL:HR:2022:13644 oktober 2022Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:219

ECLI:NL:HR:2021:21916 februari 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2003:AF4232

ECLI:NL:HR:2003:AF42321 april 2003Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten