Artikel 216 (Beëdiging getuige of deskundige door rechter-commissaris)
1. De rechter-commissaris beëdigt de getuige of deskundige indien:
a. er naar zijn oordeel gegrond vermoeden bestaat dat deze niet op de terechtzitting zal kunnen verschijnen of dat diens gezondheid of welzijn door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om hem ter terechtzitting te ondervragen, b. de overlegging van beëdigde verklaringen noodzakelijk is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen; c. een afspraak ingevolge artikel 226h, derde lid, of artikel 226k, eerste lid, rechtmatig is geoordeeld.
2. Onverminderd de beëdiging van een getuige op grond van het eerste lid en de artikelen 226c, tweede lid, en 226n, tweede lid, kan de rechter-commissaris, indien hij dat noodzakelijk acht in verband met de betrouwbaarheid van de door de getuige af te leggen verklaring, overgaan tot beëdiging.
3. Indien de rechter-commissaris dit buiten de gevallen bedoeld in het eerste lid, onder a en b, noodzakelijk oordeelt, kan hij de deskundige bij zijn verhoor beëdigen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechter-commissaris beëdigt de getuige of deskundige indien:
Dit betekent dat de rechter-commissaris de getuige of deskundige de eed afneemt in de volgende gevallen:
a. er naar zijn oordeel gegrond vermoeden bestaat dat deze niet op de terechtzitting zal kunnen verschijnen of dat diens gezondheid of welzijn door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om hem ter terechtzitting te ondervragen,
Dit betekent dat de rechter-commissaris oordeelt dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de getuige of deskundige niet op de terechtzitting aanwezig zal kunnen zijn. Of, als de rechter-commissaris oordeelt dat de gezondheid of het welzijn van de getuige of deskundige in gevaar komt door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting, en het voorkomen van dit gevaar belangrijker wordt geacht dan het belang om deze persoon ter terechtzitting te ondervragen.
b. de overlegging van beëdigde verklaringen noodzakelijk is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen;
Dit houdt in dat het overleggen van beëdigde verklaringen vereist is om de uitlevering van de verdachte te kunnen bewerkstelligen.
c. een afspraak ingevolge artikel 226h, derde lid, of artikel 226k, eerste lid, rechtmatig is geoordeeld.
Dit betekent dat een afspraak die is gemaakt op grond van artikel 226h, derde lid, of artikel 226k, eerste lid, als rechtmatig is beoordeeld.
2. Onverminderd de beëdiging van een getuige op grond van het eerste lid en de artikelen 226c, tweede lid, en 226n, tweede lid, kan de rechter-commissaris, indien hij dat noodzakelijk acht in verband met de betrouwbaarheid van de door de getuige af te leggen verklaring, overgaan tot beëdiging.
Dit betekent dat, naast de situaties voor beëdiging van een getuige zoals genoemd in het eerste lid en in artikel 226c, tweede lid, en artikel 226n, tweede lid, de rechter-commissaris ook tot beëdiging kan overgaan als hij dit nodig vindt voor de betrouwbaarheid van de verklaring die de getuige zal afleggen.
3. Indien de rechter-commissaris dit buiten de gevallen bedoeld in het eerste lid, onder a en b, noodzakelijk oordeelt, kan hij de deskundige bij zijn verhoor beëdigen.
Dit betekent dat als de rechter-commissaris het noodzakelijk acht, hij de deskundige tijdens diens verhoor kan beëdigen, ook in andere gevallen dan die specifiek genoemd zijn in het eerste lid, onderdelen a en b.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:1921:186 - Electriciteit is een goed: de Hoge Raad over diefstal van stroom
Electriciteit Arrest
Elektrische energie is een 'goed' in de zin van artikel 310 Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelt dat het wegnemen ervan diefstal kan opleveren, omdat elektriciteit een economische waarde heeft, kan worden overgedragen en geaccumuleerd, en een zelfstandig bestaan heeft.