Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel III. Onderzoek door de rechter-commissaris
Tweede afdeling. Het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris
Artikel 195b

Artikel 195b (Verzoek DNA-contra-expertise door verdachte)

Laatste versie

1. De verdachte kan binnen veertien dagen nadat hem de uitslag van het DNA-onderzoek schriftelijk is kennisgegeven, de rechter-commissaris verzoeken een andere door hem aangewezen deskundige, verbonden aan één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen laboratoria, te benoemen met de opdracht een DNA-onderzoek te verrichten. Indien daartoe voldoende celmateriaal beschikbaar is, willigt de rechter-commissaris het verzoek in. De deskundige brengt aan de rechter-commissaris een met redenen omkleed verslag uit. Artikel 195a, vierde lid, eerste volzin, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. In geval van toepassing van het eerste lid, wordt de verdachte een deel van de kosten van het onderzoek, waarvan de hoogte bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld, in rekening gebracht, indien dit onderzoek het in opdracht van de rechter-commissaris verrichte onderzoek bevestigt.

3. Bij toepassing van artikel 228, vierde lid, blijft het eerste lid buiten toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De verdachte kan binnen veertien dagen nadat hem de uitslag van het DNA-onderzoek schriftelijk is kennisgegeven, de rechter-commissaris verzoeken een andere door hem aangewezen deskundige, verbonden aan één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen laboratoria, te benoemen met de opdracht een DNA-onderzoek te verrichten. Indien daartoe voldoende celmateriaal beschikbaar is, willigt de rechter-commissaris het verzoek in. De deskundige brengt aan de rechter-commissaris een met redenen omkleed verslag uit. Artikel 195a, vierde lid, eerste volzin, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid bepaalt dat de verdachte de rechter-commissaris kan verzoeken om een andere, door de verdachte zelf aangewezen deskundige, te benoemen met de opdracht een DNA-onderzoek te verrichten. Deze deskundige moet verbonden zijn aan één van de laboratoria die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. Dit verzoek moet door de verdachte worden gedaan binnen veertien dagen nadat de uitslag van het eerdere DNA-onderzoek schriftelijk aan hem is kennisgegeven. De rechter-commissaris willigt het verzoek in, indien er daartoe voldoende celmateriaal beschikbaar is. De deskundige brengt vervolgens aan de rechter-commissaris een met redenen omkleed verslag uit. Tot slot is Artikel 195a, vierde lid, eerste volzin, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

2. In geval van toepassing van het eerste lid, wordt de verdachte een deel van de kosten van het onderzoek, waarvan de hoogte bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld, in rekening gebracht, indien dit onderzoek het in opdracht van de rechter-commissaris verrichte onderzoek bevestigt.

Dit lid regelt dat, in geval van toepassing van het eerste lid, aan de verdachte een deel van de kosten van het onderzoek in rekening gebracht wordt. De hoogte van deze kosten wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Dit gebeurt echter alleen indien dit onderzoek, dat op verzoek van de verdachte is uitgevoerd, het eerdere onderzoek bevestigt dat in opdracht van de rechter-commissaris was verricht.

3. Bij toepassing van artikel 228, vierde lid, blijft het eerste lid buiten toepassing.

Dit lid stelt dat bij toepassing van artikel 228, vierde lid, het eerste lid van dit artikel (artikel 195b) buiten toepassing blijft.