Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel III. Onderzoek door de rechter-commissaris
Tweede afdeling. Het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris
Artikel 195a

Artikel 195a (DNA-onderzoek door rechter-commissaris)

Laatste versie

1. De rechter-commissaris kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman in het belang van het onderzoek een DNA-onderzoek, dat gericht is op het vergelijken van DNA-profielen, laten verrichten. Hij kan ten behoeve van het DNA-onderzoek de verdachte of een derde verzoeken celmateriaal af te staan. Celmateriaal kan, behoudens in geval van toepassing van artikel 195d of vermissing als bedoeld in de laatste volzin, slechts met schriftelijke toestemming van de verdachte of de derde worden afgenomen. Celmateriaal wordt slechts van de verdachte afgenomen, nadat van hem één of meer vingerafdrukken overeenkomstig dit wetboek zijn genomen en verwerkt en zijn identiteit is vastgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid. Ingeval de derde vermist is als gevolg van een misdrijf, kan het DNA-onderzoek worden verricht aan celmateriaal op voorwerpen, die van hem in beslag genomen zijn, of aan celmateriaal, dat op andere wijze verkregen is.

2. De rechter-commissaris benoemt een deskundige, die verbonden is aan één van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen laboratoria, met de opdracht het DNA-onderzoek te verrichten. De deskundige brengt aan de rechter-commissaris een met redenen omkleed verslag uit.

3. Indien onvoldoende celmateriaal voor een tegenonderzoek als bedoeld in artikel 195b, eerste lid, beschikbaar is, stelt de rechter-commissaris de verdachte, indien slechts één verdachte bekend is, in de gelegenheid een deskundige, verbonden aan één van de aangewezen laboratoria, aan te wijzen die het onderzoek verricht. Artikel 195b blijft buiten toepassing.

4. De rechter-commissaris geeft, ingeval het onderzoek heeft plaatsgevonden aan afgenomen celmateriaal, de onderzochte persoon zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis van de uitslag van het onderzoek. Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden aan ander celmateriaal, geeft hij de verdachte, indien deze bekend is, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat schriftelijk kennis van de uitslag van het onderzoek. Buiten het geval, bedoeld in het derde lid, wijst hij de verdachte daarbij op het bepaalde in artikel 195b.

5. DNA-profielen worden slechts verwerkt voor het voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van strafbare feiten en het vaststellen van de identiteit van een lijk. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het verwerken van DNA-profielen en celmateriaal.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels omtrent de wijze van uitvoering van dit artikel gegeven.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter-commissaris kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman in het belang van het onderzoek een DNA-onderzoek, dat gericht is op het vergelijken van DNA-profielen, laten verrichten. Hij kan ten behoeve van het DNA-onderzoek de verdachte of een derde verzoeken celmateriaal af te staan. Celmateriaal kan, behoudens in geval van toepassing van artikel 195d of vermissing als bedoeld in de laatste volzin, slechts met schriftelijke toestemming van de verdachte of de derde worden afgenomen. Celmateriaal wordt slechts van de verdachte afgenomen, nadat van hem één of meer vingerafdrukken overeenkomstig dit wetboek zijn genomen en verwerkt en zijn identiteit is vastgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid. Ingeval de derde vermist is als gevolg van een misdrijf, kan het DNA-onderzoek worden verricht aan celmateriaal op voorwerpen, die van hem in beslag genomen zijn, of aan celmateriaal, dat op andere wijze verkregen is.

Dit betekent dat de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om een DNA-onderzoek te laten uitvoeren. Dit kan de rechter-commissaris uit eigen beweging doen (ambtshalve), op vordering van de officier van justitie, of op verzoek van de verdachte of diens advocaat (raadsman), mits dit in het belang van het onderzoek is. Het DNA-onderzoek is specifiek gericht op het vergelijken van DNA-profielen. De rechter-commissaris kan voor dit DNA-onderzoek de verdachte of een andere persoon (een derde) vragen om celmateriaal vrijwillig af te staan. Celmateriaal mag alleen worden afgenomen als de verdachte of de derde daar schriftelijk toestemming voor geeft, tenzij er sprake is van een situatie zoals beschreven in artikel 195d, of wanneer een derde vermist is zoals genoemd in de laatste zin van dit lid. Van de verdachte mag celmateriaal pas worden afgenomen nadat van hem één of meer vingerafdrukken zijn genomen en verwerkt conform dit wetboek, en zijn identiteit is vastgesteld op de manier zoals beschreven in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid. Indien een derde persoon vermist is als gevolg van een misdrijf, mag het DNA-onderzoek worden uitgevoerd met celmateriaal dat gevonden is op voorwerpen die van deze vermiste persoon in beslag zijn genomen, of met celmateriaal dat op een andere manier is verkregen.

2. De rechter-commissaris benoemt een deskundige, die verbonden is aan één van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen laboratoria, met de opdracht het DNA-onderzoek te verrichten. De deskundige brengt aan de rechter-commissaris een met redenen omkleed verslag uit.

Dit lid stelt dat de rechter-commissaris een deskundige aanwijst. Deze deskundige moet verbonden zijn aan een laboratorium dat door een algemene maatregel van bestuur is aangewezen. De deskundige krijgt de opdracht om het DNA-onderzoek uit te voeren. Vervolgens moet de deskundige een verslag met een onderbouwing van de bevindingen (een met redenen omkleed verslag) aan de rechter-commissaris voorleggen.

3. Indien onvoldoende celmateriaal voor een tegenonderzoek als bedoeld in artikel 195b, eerste lid, beschikbaar is, stelt de rechter-commissaris de verdachte, indien slechts één verdachte bekend is, in de gelegenheid een deskundige, verbonden aan één van de aangewezen laboratoria, aan te wijzen die het onderzoek verricht. Artikel 195b blijft buiten toepassing.

Dit betekent dat als er niet genoeg celmateriaal beschikbaar is voor een tegenonderzoek (zoals bedoeld in artikel 195b, eerste lid), de rechter-commissaris de verdachte de mogelijkheid biedt om zelf een deskundige aan te wijzen. Dit geldt alleen als er slechts één verdachte in de zaak is. De aangewezen deskundige moet verbonden zijn aan een van de erkende laboratoria en zal het onderzoek uitvoeren. In dit specifieke geval zijn de bepalingen van artikel 195b niet van toepassing.

4. De rechter-commissaris geeft, ingeval het onderzoek heeft plaatsgevonden aan afgenomen celmateriaal, de onderzochte persoon zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis van de uitslag van het onderzoek. Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden aan ander celmateriaal, geeft hij de verdachte, indien deze bekend is, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat schriftelijk kennis van de uitslag van het onderzoek. Buiten het geval, bedoeld in het derde lid, wijst hij de verdachte daarbij op het bepaalde in artikel 195b.

Dit lid bepaalt dat de rechter-commissaris de persoon van wie celmateriaal is afgenomen, zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte stelt van de uitslag van het DNA-onderzoek. Als het onderzoek is uitgevoerd met ander celmateriaal (dus niet direct afgenomen van een persoon), dan informeert de rechter-commissaris de verdachte (mits deze bekend is) schriftelijk over de uitslag, zodra dit mogelijk is zonder het onderzoek te schaden. Met uitzondering van de situatie beschreven in het derde lid (onvoldoende materiaal voor tegenonderzoek), wijst de rechter-commissaris de verdachte ook op de bepalingen van artikel 195b (het recht op tegenonderzoek).

5. DNA-profielen worden slechts verwerkt voor het voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van strafbare feiten en het vaststellen van de identiteit van een lijk. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het verwerken van DNA-profielen en celmateriaal.

Dit betekent dat DNA-profielen uitsluitend mogen worden gebruikt (verwerkt) voor specifieke doeleinden: het voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van strafbare feiten, en voor het vaststellen van de identiteit van een overleden persoon (een lijk). Er worden regels opgesteld via een algemene maatregel van bestuur, of op basis daarvan, die bepalen hoe DNA-profielen en celmateriaal verwerkt moeten worden.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels omtrent de wijze van uitvoering van dit artikel gegeven.

Dit lid stelt dat er via een algemene maatregel van bestuur, of op basis daarvan, meer gedetailleerde regels (nadere regels) zullen worden gegeven over hoe dit specifieke artikel (artikel 195a) in de praktijk moet worden uitgevoerd.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad127x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC8231

ECLI:NL:HR:2008:BC823113 mei 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtJeugdstrafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad95x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC8234

ECLI:NL:HR:2008:BC823413 mei 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Jeugdstrafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2002:AE5654

ECLI:NL:HR:2002:AE56548 oktober 2002Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:825 - Toestemming voor doorzoeking auto: vrijwillig, ondubbelzinnig en geïnformeerd

ECLI:NL:HR:2022:8257 juni 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad bevestigt dat voor een rechtmatige doorzoeking op basis van toestemming, deze toestemming vrijwillig, ondubbelzinnig en geïnformeerd moet zijn. De feitenrechter mag dit afleiden uit de omstandigheden, zoals de verklaringen van verbalisanten, zonder dat een expliciete waarschuwing over het weigerrecht vereist is.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP1179

ECLI:NL:HR:2011:BP117931 mei 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Europees Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2001:ZD2845

ECLI:NL:HR:2001:ZD28453 juli 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BP6159

ECLI:NL:HR:2011:BP615931 mei 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht