Artikel 187 (Voorwaarden RC-verhoor getuige deskundige, aanwezigheid partijen)
1. Indien gegrond vermoeden bestaat dat de getuige of deskundige niet ter terechtzitting zal kunnen verschijnen of dat de gezondheid of het welzijn van de getuige of deskundige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige of deskundige ter terechtzitting te kunnen ondervragen, nodigt de rechter-commissaris de officier van justitie en de verdachte tot bijwoning van het verhoor uit, tenzij het belang van het onderzoek geen uitstel van het verhoor gedoogt.
2. De rechter-commissaris kan bevelen dat de verdachte de plaats van verhoor zal verlaten, opdat een getuige of deskundige buiten zijn tegenwoordigheid zal worden ondervraagd. Hij kan bepalen dat de verdachte en diens raadsman het verhoor van de getuige niet mogen bijwonen voor zover dit met het oog op de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen strikt noodzakelijk is. In het laatste geval is ook de officier van justitie niet bevoegd daarbij tegenwoordig te zijn.
3. De officier van justitie, de verdachte en diens raadsman worden, indien de getuige of deskundige buiten hun aanwezigheid is ondervraagd, zo spoedig mogelijk onderricht over hetgeen de getuige of deskundige heeft verklaard, voorzover dit met de bescherming van de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen verenigbaar is.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien gegrond vermoeden bestaat dat de getuige of deskundige niet ter terechtzitting zal kunnen verschijnen of dat de gezondheid of het welzijn van de getuige of deskundige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige of deskundige ter terechtzitting te kunnen ondervragen, nodigt de rechter-commissaris de officier van justitie en de verdachte tot bijwoning van het verhoor uit, tenzij het belang van het onderzoek geen uitstel van het verhoor gedoogt.
Dit lid bepaalt dat als er een gegrond vermoeden bestaat dat een getuige of deskundige niet ter terechtzitting zal kunnen verschijnen, of dat de gezondheid of het welzijn van de getuige of deskundige in gevaar wordt gebracht door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting, de rechter-commissaris de officier van justitie en de verdachte uitnodigt voor het bijwonen van het verhoor. Dit gebeurt alleen als het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige of deskundige ter terechtzitting te kunnen ondervragen. De uitnodiging wordt echter niet verstuurd indien het belang van het onderzoek geen uitstel van het verhoor gedoogt, wat betekent dat het verhoor direct moet plaatsvinden.
2. De rechter-commissaris kan bevelen dat de verdachte de plaats van verhoor zal verlaten, opdat een getuige of deskundige buiten zijn tegenwoordigheid zal worden ondervraagd. Hij kan bepalen dat de verdachte en diens raadsman het verhoor van de getuige niet mogen bijwonen voor zover dit met het oog op de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen strikt noodzakelijk is. In het laatste geval is ook de officier van justitie niet bevoegd daarbij tegenwoordig te zijn.
Dit lid stelt dat de rechter-commissaris kan bevelen dat de verdachte de plaats van verhoor zal verlaten. Dit is zodat een getuige of deskundige buiten zijn tegenwoordigheid zal worden ondervraagd. Verder kan de rechter-commissaris bepalen dat de verdachte en diens raadsman het verhoor van de getuige niet mogen bijwonen, maar alleen voor zover dit strikt noodzakelijk is met het oog op de belangen die vermeld zijn in artikel 187d, eerste lid. Als de rechter-commissaris dit laatste bepaalt, dan is ook de officier van justitie niet bevoegd om bij het verhoor aanwezig te zijn.
3. De officier van justitie, de verdachte en diens raadsman worden, indien de getuige of deskundige buiten hun aanwezigheid is ondervraagd, zo spoedig mogelijk onderricht over hetgeen de getuige of deskundige heeft verklaard, voorzover dit met de bescherming van de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen verenigbaar is.
Dit lid bepaalt dat wanneer een getuige of deskundige is ondervraagd buiten de aanwezigheid van de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman, zij zo spoedig mogelijk moeten worden onderricht (geïnformeerd) over hetgeen de getuige of deskundige heeft verklaard. Deze informatieverstrekking gebeurt echter alleen voorzover dit verenigbaar is met de bescherming van de belangen die in artikel 187d, eerste lid, worden genoemd.