Artikel 164 (Klachtindiening bij klachtdelicten)
1. Bij strafbare feiten alleen op klachte vervolgbaar, geschiedt deze klachte mondeling of schriftelijk bij den bevoegden ambtenaar, hetzij door den tot de klachte gerechtigde in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van eene bijzondere schriftelijke volmacht voorzien. De klachte bestaat in eene aangifte met verzoek tot vervolging.
2. Artikel 163, tweede lid, derde lid en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij strafbare feiten alleen op klachte vervolgbaar, geschiedt deze klachte mondeling of schriftelijk bij den bevoegden ambtenaar, hetzij door den tot de klachte gerechtigde in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van eene bijzondere schriftelijke volmacht voorzien. De klachte bestaat in eene aangifte met verzoek tot vervolging.
Dit artikelonderdeel bepaalt dat wanneer er sprake is van strafbare feiten die alleen op klachte vervolgbaar zijn, deze klachte mondeling of schriftelijk moet worden gedaan bij de bevoegden ambtenaar. De klacht kan worden ingediend hetzij door de persoon die tot de klachte gerechtigde is in persoon, hetzij door een andere persoon die daartoe door de klachtgerechtigde van een bijzondere schriftelijke volmacht is voorzien. De klachte zelf bestaat uit een aangifte met een verzoek tot vervolging.
2. Artikel 163, tweede lid, derde lid en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit artikelonderdeel stelt dat de bepalingen van artikel 163, tweede lid, derde lid en vijfde lid, op eenzelfde manier gelden (oftewel van overeenkomstige toepassing zijn) voor de procedure zoals beschreven in dit artikel (artikel 164).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:2242 - Klachttermijn afdreiging is fataal: wens tot vervolging na termijn onvoldoende
Voor klachtdelicten zoals afdreiging is de klachttermijn van drie maanden (art. 66 Sr) een fatale termijn. Een na deze termijn geuite wens tot vervolging kan het ontbreken van een tijdige klacht niet herstellen. Vervolging is dan niet-ontvankelijk, oordeelt de Hoge Raad.
ECLI:NL:HR:1994:ZC8448
ECLI:NL:HR:2023:13 - Vervolgingswens bij belaging: ontbrekend verzoek kan worden afgeleid uit omstandigheden
De Hoge Raad oordeelt dat bij een klachtdelict als belaging, het ontbreken van een expliciet verzoek tot vervolging in de aangifte niet fataal is. De vervolgingswens kan worden afgeleid uit latere omstandigheden, zoals het vorderen van schadevergoeding, zolang de aangifte zelf maar tijdig is gedaan.
ECLI:NL:HR:2018:667 - Klachttermijn bij belaging: subjectieve overtuiging slachtoffer is leidend
Voor een voortdurend delict als belaging begint de klachttermijn na de laatst gestelde hinderveroorzakende gedraging. De in de aangifte vermelde overtuiging van het slachtoffer over de einddatum is hierbij leidend, tenzij blijkt dat deze bewust onjuist is opgegeven.
ECLI:NL:HR:2016:1198 - Smaad: Vage beschuldigingen en Nazi-vergelijkingen zijn geen 'bepaald feit'
Voor een veroordeling wegens smaad (art. 261 Sr) is vereist dat een 'bepaald feit' wordt tenlastegelegd. Algemene, beledigende beschuldigingen en vergelijkingen met Nazi-praktijken zijn onvoldoende concreet en kwalificeren niet als een dergelijk feit, waardoor een bewezenverklaring voor smaad niet mogelijk is.
ECLI:NL:HR:2017:967 - Smaad: Wanneer is er sprake van 'ruchtbaarheid geven' bij brieven aan ambtenaren?
Het versturen van een smadelijke brief aan een hoge functionaris, die geacht wordt discreet te handelen, is onvoldoende om het 'kennelijk doel om ruchtbaarheid te geven' te bewijzen. Het hof moet nader motiveren waarom dit doel toch aanwezig was.