Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel I. Het opsporingsonderzoek
Vierde afdeeling. Aangiften en klachten
Artikel 164

Artikel 164 (Klachtindiening bij klachtdelicten)

Laatste versie

1. Bij strafbare feiten alleen op klachte vervolgbaar, geschiedt deze klachte mondeling of schriftelijk bij den bevoegden ambtenaar, hetzij door den tot de klachte gerechtigde in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van eene bijzondere schriftelijke volmacht voorzien. De klachte bestaat in eene aangifte met verzoek tot vervolging.

2. Artikel 163, tweede lid, derde lid en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Bij strafbare feiten alleen op klachte vervolgbaar, geschiedt deze klachte mondeling of schriftelijk bij den bevoegden ambtenaar, hetzij door den tot de klachte gerechtigde in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van eene bijzondere schriftelijke volmacht voorzien. De klachte bestaat in eene aangifte met verzoek tot vervolging.

Dit artikelonderdeel bepaalt dat wanneer er sprake is van strafbare feiten die alleen op klachte vervolgbaar zijn, deze klachte mondeling of schriftelijk moet worden gedaan bij de bevoegden ambtenaar. De klacht kan worden ingediend hetzij door de persoon die tot de klachte gerechtigde is in persoon, hetzij door een andere persoon die daartoe door de klachtgerechtigde van een bijzondere schriftelijke volmacht is voorzien. De klachte zelf bestaat uit een aangifte met een verzoek tot vervolging.

2. Artikel 163, tweede lid, derde lid en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit artikelonderdeel stelt dat de bepalingen van artikel 163, tweede lid, derde lid en vijfde lid, op eenzelfde manier gelden (oftewel van overeenkomstige toepassing zijn) voor de procedure zoals beschreven in dit artikel (artikel 164).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad79x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2242 - Klachttermijn afdreiging is fataal: wens tot vervolging na termijn onvoldoende

ECLI:NL:HR:2018:22424 december 2018Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Voor klachtdelicten zoals afdreiging is de klachttermijn van drie maanden (art. 66 Sr) een fatale termijn. Een na deze termijn geuite wens tot vervolging kan het ontbreken van een tijdige klacht niet herstellen. Vervolging is dan niet-ontvankelijk, oordeelt de Hoge Raad.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad38x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:ZC8448

ECLI:NL:HR:1994:ZC844811 januari 1994Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Militair Strafrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:13 - Vervolgingswens bij belaging: ontbrekend verzoek kan worden afgeleid uit omstandigheden

ECLI:NL:HR:2023:1310 januari 2023Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat bij een klachtdelict als belaging, het ontbreken van een expliciet verzoek tot vervolging in de aangifte niet fataal is. De vervolgingswens kan worden afgeleid uit latere omstandigheden, zoals het vorderen van schadevergoeding, zolang de aangifte zelf maar tijdig is gedaan.

StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad24x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:667 - Klachttermijn bij belaging: subjectieve overtuiging slachtoffer is leidend

ECLI:NL:HR:2018:66724 april 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Voor een voortdurend delict als belaging begint de klachttermijn na de laatst gestelde hinderveroorzakende gedraging. De in de aangifte vermelde overtuiging van het slachtoffer over de einddatum is hierbij leidend, tenzij blijkt dat deze bewust onjuist is opgegeven.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1198 - Smaad: Vage beschuldigingen en Nazi-vergelijkingen zijn geen 'bepaald feit'

ECLI:NL:HR:2016:119814 juni 2016Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

Voor een veroordeling wegens smaad (art. 261 Sr) is vereist dat een 'bepaald feit' wordt tenlastegelegd. Algemene, beledigende beschuldigingen en vergelijkingen met Nazi-praktijken zijn onvoldoende concreet en kwalificeren niet als een dergelijk feit, waardoor een bewezenverklaring voor smaad niet mogelijk is.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:967 - Smaad: Wanneer is er sprake van 'ruchtbaarheid geven' bij brieven aan ambtenaren?

ECLI:NL:HR:2017:96730 mei 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Het versturen van een smadelijke brief aan een hoge functionaris, die geacht wordt discreet te handelen, is onvoldoende om het 'kennelijk doel om ruchtbaarheid te geven' te bewijzen. Het hof moet nader motiveren waarom dit doel toch aanwezig was.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP0287

ECLI:NL:HR:2011:BP028714 juni 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AQ4289

ECLI:NL:HR:2004:AQ42892 november 2004Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:380

ECLI:NL:HR:2014:38018 februari 2014Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP1278

ECLI:NL:HR:2011:BP127826 april 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak