Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel I. Het opsporingsonderzoek
Vierde afdeeling. Aangiften en klachten
Artikel 162

Artikel 162 (Aangifteplicht misdrijven door ambtenaren en colleges)

1. Openbare colleges en ambtenaren die in de uitoefening van hun bediening kennis krijgen van een misdrijf met de opsporing waarvan zij niet zijn belast, zijn verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen, met afgifte van de tot de zaak betrekkelijke stukken, aan de officier van justitie of aan een van zijn hulpofficieren,

a. indien het misdrijf is een ambtsmisdrijf als bedoeld in titel XXVIII van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, dan wel b. indien het misdrijf is begaan door een ambtenaar die daarbij een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden of daarbij gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, dan wel c. indien door het misdrijf inbreuk op of onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van een regeling waarvan de uitvoering of de zorg voor de naleving aan hen is opgedragen.

2. Zij verschaffen de officier van justitie of de door deze aangewezen hulpofficier desgevraagd alle inlichtingen omtrent strafbare feiten met de opsporing waarvan zij niet zijn belast en die in de uitoefening van hun bediening te hunner kennis zijn gekomen.

3. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar die door het doen van aangifte of het verschaffen van inlichtingen gevaar zou doen ontstaan voor een vervolging van zich zelf of van iemand bij wiens vervolging hij zich van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschonen.

4. Gelijke verplichtingen rusten op rechtspersonen of organen van rechtspersonen wier taken en bevoegdheden zijn omschreven bij of krachtens de wet, voor zover daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven in het belang van een goede uitvoering van dit artikel.

6. De aangifte van misdrijven, bedoeld in het eerste lid onder c, kan in overleg met de officier van justitie en met inachtneming van de voorschriften, als bedoeld in het vorige lid, nader worden beperkt.

7. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vierde of vijfde lid, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Nederlandse Staatscourant is bekend gemaakt en sedert de dag waarop de bekendmaking is geschied twee maanden verstreken zijn.

Uitleg in duidelijke taal

1. Openbare colleges en ambtenaren die in de uitoefening van hun bediening kennis krijgen van een misdrijf met de opsporing waarvan zij niet zijn belast, zijn verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen, met afgifte van de tot de zaak betrekkelijke stukken, aan de officier van justitie of aan een van zijn hulpofficieren,

Dit betekent dat openbare colleges en ambtenaren die tijdens de uitoefening van hun functie (bediening) kennisnemen van een misdrijf, terwijl zij niet zelf belast zijn met de opsporing van dat misdrijf, verplicht zijn om hiervan onmiddellijk (onverwijld) aangifte te doen. Zij moeten hierbij de documenten (tot de zaak betrekkelijke stukken) die relevant zijn voor de zaak, overhandigen aan de officier van justitie of aan een van zijn hulpofficieren.

a. indien het misdrijf is een ambtsmisdrijf als bedoeld in titel XXVIII van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, dan wel

Deze verplichting tot aangifte geldt indien het misdrijf een ambtsmisdrijf is zoals omschreven in titel XXVIII van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, of

b. indien het misdrijf is begaan door een ambtenaar die daarbij een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden of daarbij gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, dan wel

indien het misdrijf gepleegd is door een ambtenaar die hierbij een specifieke (bijzondere) plicht van zijn ambt (ambtsplicht) heeft overtreden (geschonden) of hierbij gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middelen die hem door zijn ambt ter beschikking zijn gesteld (geschonken), of

c. indien door het misdrijf inbreuk op of onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van een regeling waarvan de uitvoering of de zorg voor de naleving aan hen is opgedragen.

indien door het misdrijf inbreuk wordt gemaakt op een regeling, of onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van een regeling, waarvan de uitvoering of de zorg voor de naleving aan deze openbare colleges of ambtenaren is toevertrouwd (opgedragen).

2. Zij verschaffen de officier van justitie of de door deze aangewezen hulpofficier desgevraagd alle inlichtingen omtrent strafbare feiten met de opsporing waarvan zij niet zijn belast en die in de uitoefening van hun bediening te hunner kennis zijn gekomen.

Dit lid stelt dat dezelfde openbare colleges en ambtenaren verplicht zijn om, als daarom gevraagd wordt (desgevraagd), alle informatie (inlichtingen) te verstrekken aan de officier van justitie of aan de hulpofficier die door de officier van justitie is aangewezen. Deze informatie betreft strafbare feiten waarmee zij niet belast zijn voor de opsporing, maar waarvan zij wel kennis hebben gekregen tijdens de uitoefening van hun functie (bediening).

3. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar die door het doen van aangifte of het verschaffen van inlichtingen gevaar zou doen ontstaan voor een vervolging van zich zelf of van iemand bij wiens vervolging hij zich van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschonen.

Dit lid bepaalt dat de verplichtingen genoemd in het eerste en tweede lid (de aangifteplicht en de plicht tot het verschaffen van inlichtingen) niet gelden voor een ambtenaar indien het doen van aangifte of het geven van informatie zou leiden tot een risico (gevaar) op strafrechtelijke vervolging van hemzelf. Dit geldt ook als het zou leiden tot een risico op vervolging van een persoon van wie de ambtenaar zich zou kunnen onthouden van getuigenis afleggen (verschonen), bijvoorbeeld vanwege een familieband of beroepsgeheim.

4. Gelijke verplichtingen rusten op rechtspersonen of organen van rechtspersonen wier taken en bevoegdheden zijn omschreven bij of krachtens de wet, voor zover daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.

Dit lid stelt dat dezelfde verplichtingen (zoals genoemd in lid 1 en 2) ook gelden voor rechtspersonen (zoals een bedrijf of stichting) of onderdelen (organen) van rechtspersonen. Dit is het geval als hun taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in of op basis van (bij of krachtens) de wet, en voor zover zij specifiek zijn aangewezen door een algemene maatregel van bestuur.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven in het belang van een goede uitvoering van dit artikel.

Dit lid geeft aan dat er via een algemene maatregel van bestuur (een nadere wettelijke regeling) voorschriften kunnen worden opgesteld. Deze voorschriften dienen ter bevordering van een goede uitvoering van de bepalingen in dit artikel.

6. De aangifte van misdrijven, bedoeld in het eerste lid onder c, kan in overleg met de officier van justitie en met inachtneming van de voorschriften, als bedoeld in het vorige lid, nader worden beperkt.

Dit lid specificeert dat de aangifte van misdrijven die vallen onder de categorie genoemd in het eerste lid, onderdeel c (inbreuk op of onrechtmatig gebruik van een regeling waarvan de uitvoering of naleving aan hen is opgedragen), nader kan worden ingeperkt. Dit kan gebeuren na overleg met de officier van justitie en met inachtneming van de voorschriften die zijn vastgesteld zoals bedoeld in het vijfde lid.

7. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vierde of vijfde lid, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Nederlandse Staatscourant is bekend gemaakt en sedert de dag waarop de bekendmaking is geschied twee maanden verstreken zijn.

Dit lid bepaalt dat een voorstel (voordracht) voor een algemene maatregel van bestuur, zoals bedoeld in het vierde lid (voor rechtspersonen) of het vijfde lid (uitvoeringsvoorschriften), pas wordt gedaan nadat het concept (ontwerp) van deze maatregel is gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant. Bovendien moeten er twee maanden zijn verstreken sinds de dag van deze bekendmaking voordat de voordracht kan plaatsvinden.