Artikel 151 (Schouwbevoegdheid, kennisgeving en rechten verdachte)
1. De officier van justitie of de hulpofficier is bevoegd teneinde enige plaatselijke toestand of enig voorwerp te schouwen, met de personen door hem aangewezen, elke plaats te betreden.
2. De officier van justitie geeft, voorzover het belang van het onderzoek dit niet verbiedt, tijdig schriftelijk kennis van de voorgenomen schouw aan de verdachte en diens raadsman. De hulpofficier van justitie geeft voorts tijdig schriftelijk kennis van de voorgenomen schouw aan de officier van justitie.
3. De verdachte en diens raadsman worden, voorzover het belang van het onderzoek dit niet verbiedt, door de officier van justitie of de hulpofficier toegelaten de schouw geheel of gedeeltelijk bij te wonen; zij kunnen verzoeken dat zij aanwijzingen mogen doen of inlichtingen mogen geven of dat bepaalde opmerkingen in het proces-verbaal zullen worden vermeld.
Uitleg in duidelijke taal
1. De officier van justitie of de hulpofficier is bevoegd teneinde enige plaatselijke toestand of enig voorwerp te schouwen, met de personen door hem aangewezen, elke plaats te betreden.
Dit lid betekent dat de officier van justitie of de hulpofficier de bevoegdheid heeft om, met door hem aangewezen personen, iedere plaats te betreden. Het doel van dit betreden is om een plaatselijke toestand of een voorwerp te schouwen (te inspecteren of te bekijken).
2. De officier van justitie geeft, voorzover het belang van het onderzoek dit niet verbiedt, tijdig schriftelijk kennis van de voorgenomen schouw aan de verdachte en diens raadsman. De hulpofficier van justitie geeft voorts tijdig schriftelijk kennis van de voorgenomen schouw aan de officier van justitie.
Dit lid stelt dat de officier van justitie de verdachte en diens raadsman tijdig en schriftelijk informeert over een geplande schouw, tenzij het belang van het onderzoek dit belet. Daarnaast moet de hulpofficier van justitie de officier van justitie ook tijdig en schriftelijk op de hoogte brengen van een voorgenomen schouw.
3. De verdachte en diens raadsman worden, voorzover het belang van het onderzoek dit niet verbiedt, door de officier van justitie of de hulpofficier toegelaten de schouw geheel of gedeeltelijk bij te wonen; zij kunnen verzoeken dat zij aanwijzingen mogen doen of inlichtingen mogen geven of dat bepaalde opmerkingen in het proces-verbaal zullen worden vermeld.
Dit lid bepaalt dat de verdachte en diens raadsman door de officier van justitie of de hulpofficier worden toegelaten om de schouw geheel of gedeeltelijk bij te wonen, mits het belang van het onderzoek dit niet verbiedt. Zij hebben het recht te verzoeken om aanwijzingen te mogen doen, inlichtingen te mogen geven, of te vragen dat specifieke opmerkingen in het proces-verbaal van de schouw worden opgenomen.