Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel I. Strafvordering in het algemeen
Vijfde afdeeling. Schorsing der vervolging
Artikel 14a

Artikel 14a (Schorsing vervolging minderjarige gezag voogdij ondertoezichtstelling)

Laatste versie

In zaken betreffende minderjarige verdachten kan de vervolging worden geschorst, indien, gelijktijdig met de vervolging, ten aanzien van beide of een der ouders, onderscheidenlijk de voogd, een verzoek tot beëindiging van het gezag, onderscheidenlijk beëindiging van de voogdij, over de verdachte dan wel een verzoek of een vordering tot ondertoezichtstelling aanhangig is, en wel totdat de beslissing daarop onherroepelijk zal zijn geworden.

Uitleg in duidelijke taal

In zaken betreffende minderjarige verdachten kan de vervolging worden geschorst, indien, gelijktijdig met de vervolging, ten aanzien van beide of een der ouders, onderscheidenlijk de voogd, een verzoek tot beëindiging van het gezag, onderscheidenlijk beëindiging van de voogdij, over de verdachte dan wel een verzoek of een vordering tot ondertoezichtstelling aanhangig is, en wel totdat de beslissing daarop onherroepelijk zal zijn geworden.

Dit artikel bepaalt dat in zaken betreffende minderjarige verdachten de vervolging kan worden geschorst. Dit is mogelijk indien, gelijktijdig met de vervolging, ten aanzien van beide of een der ouders, onderscheidenlijk de voogd, een van de volgende procedures over de verdachte aanhangig is:

  • een verzoek tot beëindiging van het gezag (wanneer het de ouders betreft) onderscheidenlijk beëindiging van de voogdij (wanneer het de voogd betreft);
  • dan wel een verzoek of een vordering tot ondertoezichtstelling. De vervolging wordt geschorst, en wel totdat de beslissing op die procedure onherroepelijk zal zijn geworden.