Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel I. Het opsporingsonderzoek
Eerste afdeeling. Algemeene bepalingen
Artikel 142

Artikel 142 (Buitengewoon opsporingsambtenaar opsporingsbevoegdheid)

Laatste versie

1. Met de opsporing van strafbare feiten zijn als buitengewoon opsporingsambtenaar belast:

a. de personen aan wie door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, onderscheidenlijk het College van procureurs-generaal een akte van opsporingsbevoegdheid is verleend; b. de meerderjarige personen, behorend tot door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen categorieën of eenheden; c. de personen die bij of krachtens bijzondere wetten met de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten worden belast, met uitzondering van de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, of die bij of krachtens verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd.

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, strekt zich uit tot de in de akte of aanwijzing aangeduide strafbare feiten. De akte of aanwijzing kan daartoe verwijzen naar een bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgesteld domein. Een domein kan alle strafbare feiten omvatten.

3. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan bepalen dat voor door hem aan te wijzen categorieën of eenheden van de in het eerste lid, onder c, genoemde buitengewone opsporingsambtenaren, de opsporingsbevoegdheid zich mede uitstrekt over andere strafbare feiten; het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven omtrent de verlening van de akte en het doen van de aanwijzing, het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt, de beëdiging en de instructie van de buitengewoon opsporingsambtenaren, het toezicht waaraan zij zijn onderworpen en de wijze waarop Onze Minister van Veiligheid en Justitie de opsporingsbevoegdheid van afzonderlijke personen kan beëindigen. Voorts kunnen regels worden gegeven over de eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen.

5. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder b, of derde lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2018. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. Met de opsporing van strafbare feiten zijn als buitengewoon opsporingsambtenaar belast:

Dit lid geeft aan welke personen de taak hebben om strafbare feiten op te sporen en daarbij de status van buitengewoon opsporingsambtenaar bezitten.

a. de personen aan wie door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, onderscheidenlijk het College van procureurs-generaal een akte van opsporingsbevoegdheid is verleend;

Dit betreft de personen die van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, of van het College van procureurs-generaal (afhankelijk van de situatie), een officieel document, een zogenoemde akte, hebben ontvangen. In deze akte staat dat zij de bevoegdheid hebben om strafbare feiten op te sporen.

b. de meerderjarige personen, behorend tot door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen categorieën of eenheden;

Dit verwijst naar personen die achttien jaar of ouder zijn en die deel uitmaken van specifieke groepen (categorieën) of afdelingen (eenheden) die door Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn aangewezen voor opsporingstaken.

c. de personen die bij of krachtens bijzondere wetten met de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten worden belast, met uitzondering van de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, of die bij of krachtens verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd.

Dit omvat personen die op basis van specifieke wetten (bijzondere wetten) of daaruit voortvloeiende regelingen (krachtens bijzondere wetten) de taak hebben om de in die wetten genoemde strafbare feiten op te sporen. Een uitzondering hierop zijn de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, zoals gedefinieerd in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten. Ook vallen hieronder personen die op basis van verordeningen of daaruit voortvloeiende regelingen belast zijn met het toezicht op de naleving van die verordeningen. Dit alles geldt alleen voor de specifieke feiten waarvoor zij bevoegd zijn en op voorwaarde dat deze personen de eed hebben afgelegd (beëdigd zijn).

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, strekt zich uit tot de in de akte of aanwijzing aangeduide strafbare feiten. De akte of aanwijzing kan daartoe verwijzen naar een bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgesteld domein. Een domein kan alle strafbare feiten omvatten.

De bevoegdheid tot opsporing voor de personen genoemd in het eerste lid, onder a (personen met een akte) en b (personen behorend tot aangewezen categorieën of eenheden), geldt voor de strafbare feiten die specifiek zijn aangegeven in hun akte van opsporingsbevoegdheid of in de aanwijzing. De akte of aanwijzing kan hiervoor verwijzen naar een 'domein' dat is vastgesteld in een regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid. Een dergelijk domein kan alle strafbare feiten inhouden.

3. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan bepalen dat voor door hem aan te wijzen categorieën of eenheden van de in het eerste lid, onder c, genoemde buitengewone opsporingsambtenaren, de opsporingsbevoegdheid zich mede uitstrekt over andere strafbare feiten; het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Onze Minister van Veiligheid en Justitie heeft de bevoegdheid om te besluiten dat de opsporingsbevoegdheid van bepaalde, door hem aan te wijzen, categorieën of eenheden van buitengewone opsporingsambtenaren (genoemd in het eerste lid, onder c) ook geldt voor andere strafbare feiten dan die waarvoor zij oorspronkelijk bevoegd waren. De bepalingen van het tweede lid (over de specificatie in de akte of aanwijzing en de verwijzing naar domeinen) zijn dan op een vergelijkbare manier van toepassing op deze uitbreiding.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven omtrent de verlening van de akte en het doen van de aanwijzing, het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt, de beëdiging en de instructie van de buitengewoon opsporingsambtenaren, het toezicht waaraan zij zijn onderworpen en de wijze waarop Onze Minister van Veiligheid en Justitie de opsporingsbevoegdheid van afzonderlijke personen kan beëindigen. Voorts kunnen regels worden gegeven over de eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen.

Er worden regels vastgesteld in een algemene maatregel van bestuur of in een regeling die daarop gebaseerd is. Deze regels gaan over: de manier waarop de akte van opsporingsbevoegdheid wordt verleend en de aanwijzing (zoals genoemd in lid 1b) wordt gedaan; het geografische gebied waarbinnen de opsporingsbevoegdheid geldig is; de beëdiging en de instructies voor de buitengewone opsporingsambtenaren; het toezicht waaraan zij onderworpen zijn; en de procedure waarmee Onze Minister van Veiligheid en Justitie de opsporingsbevoegdheid van individuele personen kan stopzetten. Verder kunnen er regels worden opgesteld over de vereisten qua deskundigheid (bekwaamheid) en integriteit (betrouwbaarheid) waaraan deze ambtenaren moeten voldoen.

5. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder b, of derde lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Een besluit van de minister zoals genoemd in het eerste lid, onder b (het aanwijzen van categorieën of eenheden), of in het derde lid (het uitbreiden van opsporingsbevoegdheid), wordt officieel bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad43x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1982 - Mr. Big-arrest: grenzen aan undercovermethoden en bescherming verklaringsvrijheid verdachte

ECLI:NL:HR:2019:198217 december 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad vernietigt een moordveroordeling omdat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door een undercoveroperatie ('Mr. Big'-methode) verkregen bekentenis toelaatbaar was. De verklaringsvrijheid van de verdachte kan geschonden zijn door de opgebouwde druk en de voorwaardelijke, lucratieve baanaanbieding.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad37x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1983

ECLI:NL:HR:2019:198317 december 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2050 - Peilbaken en stelselmatige observatie: de grenzen van artikel 3 Politiewet

ECLI:NL:HR:2018:20506 november 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Het kortstondig plaatsen van een peilbaken op een auto, waarbij met een 'geofence' alleen reisbewegingen buiten de woonplaats worden gevolgd, is geen 'stelselmatige observatie' ex art. 126g Sv. Een dergelijke beperkte inbreuk op de privacy vindt voldoende legitimatie in de algemene politietaak van art. 3 Politiewet.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA5254

ECLI:NL:HR:2000:AA525421 maart 2000Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1563

ECLI:NL:HR:2014:15631 juli 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
StaatsrechtGrondrechten
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV7438

ECLI:NL:HR:2012:BV74383 juli 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Civiel RechtInformatierecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO6693

ECLI:NL:HR:2011:BO66935 april 2011Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:41

ECLI:NL:HR:2014:417 januari 2014Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1562

ECLI:NL:HR:2014:15621 juli 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1569

ECLI:NL:HR:2014:15691 juli 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
StaatsrechtGrondrechten