Artikel 126zd (Opsporingsbevoegdheden terroristische misdrijven)
1. In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf is de opsporingsambtenaar, bij bevel daartoe van de officier van justitie, bevoegd in het belang van het onderzoek:
a. een persoon stelselmatig te volgen of stelselmatig de aanwezigheid of het gedrag van een persoon waar te nemen, b. goederen af te nemen van of diensten te verlenen aan een persoon of gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk af te nemen van een persoon, c. zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie in te winnen over een persoon, d. zonder toestemming van de rechthebbende een besloten plaats, niet zijnde een woning, te betreden dan wel een technisch hulpmiddel aan te wenden teneinde die plaats op te nemen, aldaar sporen veilig te stellen of aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen teneinde de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen.
2. De opsporingsambtenaar mag bij de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, een persoon niet brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.
3. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, een besloten plaats, niet zijnde een woning, kan worden betreden zonder toestemming van de rechthebbende.
4. De officier van justitie kan voorts bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, een technisch hulpmiddel kan worden aangewend, voor zover daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens toestemming dan wel in het geval, bedoeld in artikel 126zpa, eerste lid, onder c.
5. Het bevel tot uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onder a of c, wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van drie maanden worden verlengd.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf is de opsporingsambtenaar, bij bevel daartoe van de officier van justitie, bevoegd in het belang van het onderzoek:
Dit betekent dat wanneer er aanwijzingen zijn van een terroristisch misdrijf, de opsporingsambtenaar de bevoegdheid heeft om bepaalde handelingen te verrichten. Dit mag alleen als de officier van justitie daarvoor een bevel heeft gegeven en het in het belang van het onderzoek is. De specifieke bevoegdheden zijn:
a. een persoon stelselmatig te volgen of stelselmatig de aanwezigheid of het gedrag van een persoon waar te nemen,
Dit houdt in dat de opsporingsambtenaar de bevoegdheid heeft om een persoon stelselmatig te volgen of om stelselmatig de aanwezigheid of het gedrag van een persoon waar te nemen.
b. goederen af te nemen van of diensten te verlenen aan een persoon of gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk af te nemen van een persoon,
Dit betekent dat de opsporingsambtenaar goederen mag afnemen van een persoon, diensten mag verlenen aan een persoon, of gegevens mag afnemen van een persoon. Deze gegevens zijn dan opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, en het afnemen gebeurt door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk.
c. zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie in te winnen over een persoon,
Dit houdt in dat de opsporingsambtenaar stelselmatig informatie mag inwinnen over een persoon, zonder dat het voor die persoon of anderen kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar.
d. zonder toestemming van de rechthebbende een besloten plaats, niet zijnde een woning, te betreden dan wel een technisch hulpmiddel aan te wenden teneinde die plaats op te nemen, aldaar sporen veilig te stellen of aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen teneinde de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen.
Dit betekent dat de opsporingsambtenaar een besloten plaats, die niet een woning is, mag betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Ook mag hij een technisch hulpmiddel aanwenden om die plaats op te nemen, om daar sporen veilig te stellen, of om daar een technisch hulpmiddel te plaatsen met het doel de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen.
2. De opsporingsambtenaar mag bij de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, een persoon niet brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.
Dit betekent dat de opsporingsambtenaar, wanneer hij de bevoegdheden onder lid 1, sub b (zoals goederen afnemen of diensten verlenen) uitoefent, een persoon niet mag brengen tot het plegen van andere strafbare feiten dan de feiten waarop diens opzet reeds tevoren was gericht (de misdrijven die de persoon al van plan was te plegen).
3. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, een besloten plaats, niet zijnde een woning, kan worden betreden zonder toestemming van de rechthebbende.
De officier van justitie kan, als dit in het belang van het onderzoek is, bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid uit lid 1, sub a (stelselmatig volgen of waarnemen), een besloten plaats, niet zijnde een woning, kan worden betreden zonder toestemming van de rechthebbende.
4. De officier van justitie kan voorts bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, een technisch hulpmiddel kan worden aangewend, voor zover daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens toestemming dan wel in het geval, bedoeld in artikel 126zpa, eerste lid, onder c.
Verder kan de officier van justitie bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid uit lid 1, sub a (stelselmatig volgen of waarnemen), een technisch hulpmiddel kan worden aangewend. Dit mag alleen voor zover daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij die persoon daarvoor toestemming geeft, dan wel in het geval, bedoeld in artikel 126zpa, eerste lid, onder c.
5. Het bevel tot uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onder a of c, wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van drie maanden worden verlengd.
Een bevel van de officier van justitie voor de uitoefening van de bevoegdheden genoemd in lid 1, sub a (stelselmatige observatie) of sub c (stelselmatige informatie-inwinning), wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. Deze geldigheidsduur kan telkens voor een periode van drie maanden worden verlengd.