Artikel 126u (Vordering gegevens gebruiker communicatiedienst)
1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering doen gegevens te verstrekken over een gebruiker van een communicatiedienst in de zin van artikel 138h en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking hebben op gegevens die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan gegevens betreffen die:
a. ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel b. na het tijdstip van de vordering worden verwerkt.
2. De vordering, bedoeld in het eerste lid, kan worden gericht tot iedere aanbieder van een communicatiedienst. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Indien de vordering, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een persoon die aanspraak kan maken op bronbescherming, kan deze slechts worden gedaan na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 218a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b, wordt de vordering gedaan voor een periode van ten hoogste drie maanden.
4. De officier van justitie doet van de vordering proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:
a. een omschrijving van het georganiseerd verband; b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld; c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon omtrent wie gegevens worden gevorderd; d. de gegevens die worden gevorderd; e. indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b, de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
5. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b, wordt de vordering beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin. Van een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering doet de officier van justitie proces-verbaal opmaken.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens door de officier van justitie worden gevorderd.
Uitleg in duidelijke taal
1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering doen gegevens te verstrekken over een gebruiker van een communicatiedienst in de zin van artikel 138h en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking hebben op gegevens die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan gegevens betreffen die:
Dit lid bepaalt dat, in een situatie zoals omschreven in artikel 126o, eerste lid, de officier van justitie, als dit nodig is voor het onderzoek (in het belang van het onderzoek), kan eisen (een vordering doen) dat gegevens worden verstrekt. Deze gegevens gaan over een gebruiker van een communicatiedienst (zoals gedefinieerd in artikel 138h) en het communicatieverkeer dat betrekking heeft op die gebruiker. De eis (vordering) mag alleen betrekking hebben op gegevens die specifiek zijn aangewezen in een algemene maatregel van bestuur. De vordering kan betrekking hebben op gegevens die:
a. ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel
Dit betekent gegevens die al verwerkt waren op het moment dat de vordering werd gedaan, ofwel
b. na het tijdstip van de vordering worden verwerkt.
Dit betekent gegevens die pas na het tijdstip van de vordering worden verwerkt.
2. De vordering, bedoeld in het eerste lid, kan worden gericht tot iedere aanbieder van een communicatiedienst. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Indien de vordering, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een persoon die aanspraak kan maken op bronbescherming, kan deze slechts worden gedaan na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 218a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat de vordering, zoals genoemd in het eerste lid, gericht kan worden aan elke aanbieder van een communicatiedienst. Artikel 96a, derde lid, is hierop ook van toepassing (is van overeenkomstige toepassing). Als de vordering uit het eerste lid betrekking heeft op een persoon die aanspraak kan maken op bronbescherming, mag deze vordering alleen worden gedaan nadat de rechter-commissaris hiervoor schriftelijke toestemming (machtiging) heeft verleend, op vordering van de officier van justitie. Artikel 218a, tweede lid, is hierbij ook van overeenkomstige toepassing.
3. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b, wordt de vordering gedaan voor een periode van ten hoogste drie maanden.
Dit lid specificeert dat als de vordering betrekking heeft op gegevens zoals bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b (gegevens die na het tijdstip van de vordering worden verwerkt), de vordering wordt gedaan voor een periode van maximaal (ten hoogste) drie maanden.
4. De officier van justitie doet van de vordering proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:
Dit lid schrijft voor dat de officier van justitie een proces-verbaal moet laten opmaken van de vordering. In dit proces-verbaal moeten de volgende zaken worden vermeld:
a. een omschrijving van het georganiseerd verband;
Een beschrijving (omschrijving) van het georganiseerd verband.
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
De feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, is voldaan.
c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon omtrent wie gegevens worden gevorderd;
Als deze bekend is, de naam van de persoon over wie (omtrent wie) gegevens worden gevorderd, of anders een zo precies (nauwkeurig) mogelijke aanduiding van die persoon.
d. de gegevens die worden gevorderd;
Welke specifieke gegevens worden gevorderd.
e. indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b, de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
Als de vordering betrekking heeft op gegevens zoals bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b, de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
5. Indien de vordering gegevens betreft als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b, wordt de vordering beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin. Van een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering doet de officier van justitie proces-verbaal opmaken.
Dit lid bepaalt dat als de vordering betrekking heeft op gegevens zoals bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, onder b, de vordering wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die in de eerste volzin van het eerste lid zijn genoemd. De officier van justitie laat een proces-verbaal opmaken van elke wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens door de officier van justitie worden gevorderd.
Dit lid geeft aan dat er bij algemene maatregel van bestuur, of krachtens een algemene maatregel van bestuur, regels kunnen worden vastgesteld (gesteld) over de manier (wijze) waarop de officier van justitie de gegevens vordert.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:475
ECLI:NL:HR:2021:1940 - Beperkte toetsing rechter bij inbeslagneming op basis van Europees Onderzoeksbevel
In een klaagschriftprocedure tegen een beslag op basis van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) is de rechterlijke toetsing beperkt. De proportionaliteit en gronden voor het EOB worden niet beoordeeld; dit is aan de uitvaardigende staat. De rechter toetst slechts weigeringsgronden en formaliteiten.
ECLI:NL:HR:2023:241 - Onrechtmatig verkregen telefoongegevens: niet automatisch bewijsuitsluiting of strafvermindering
Het onrechtmatig verkrijgen van historische verkeers- en locatiegegevens leidt niet automatisch tot bewijsuitsluiting of strafvermindering. De verdediging moet concreet onderbouwen in welke mate de privacy is geschonden en welk nadeel de verdachte daadwerkelijk heeft geleden. Een algemene klacht volstaat niet.