Artikel 126ug (Vorderen gegevens telecomaanbieders georganiseerd verband)
1. Een vordering als bedoeld in artikel 126uc, eerste lid, 126ud, eerste lid, of 126ue, eerste en derde lid, en artikel 126uf, eerste lid kan worden gericht tot de aanbieder van een openbaar of een niet-openbaar telecommunicatienetwerk, onderscheidenlijk de aanbieder van een openbare of een niet-openbare telecommunicatiedienst, voor zover de vordering betrekking heeft op andere gegevens dan die welke gevorderd kunnen worden door toepassing van de artikelen 126u en 126ua. De vordering kan geen betrekking hebben op gegevens die zijn opgeslagen in het geautomatiseerde werk van de aanbieder en niet voor deze bestemd of van deze afkomstig zijn.
2. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van de aanbieder van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot gegevens als bedoeld in de laatste volzin van het eerste lid, deze gegevens vorderen, voor zover zij klaarblijkelijk afkomstig zijn van een persoon ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of hebben gediend tot het in dat georganiseerd verband beramen of plegen van een misdrijf, of klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens in dat georganiseerd verband een misdrijf wordt beraamd of gepleegd.
3. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gedaan na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Artikel 126nd, derde tot en met vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een vordering als bedoeld in artikel 126uc, eerste lid, 126ud, eerste lid, of 126ue, eerste en derde lid, en artikel 126uf, eerste lid kan worden gericht tot de aanbieder van een openbaar of een niet-openbaar telecommunicatienetwerk, onderscheidenlijk de aanbieder van een openbare of een niet-openbare telecommunicatiedienst, voor zover de vordering betrekking heeft op andere gegevens dan die welke gevorderd kunnen worden door toepassing van de artikelen 126u en 126ua. De vordering kan geen betrekking hebben op gegevens die zijn opgeslagen in het geautomatiseerde werk van de aanbieder en niet voor deze bestemd of van deze afkomstig zijn.
Dit lid bepaalt dat een vordering zoals omschreven in de artikelen 126uc, eerste lid, 126ud, eerste lid, 126ue, eerste en derde lid, en artikel 126uf, eerste lid, gericht kan worden tot de aanbieder van een openbaar of een niet-openbaar telecommunicatienetwerk, of respectievelijk tot de aanbieder van een openbare of een niet-openbare telecommunicatiedienst. Deze vordering mag alleen betrekking hebben op andere gegevens dan de gegevens die verkregen kunnen worden via de toepassing van artikelen 126u en 126ua. Verder mag de vordering geen betrekking hebben op gegevens die zijn opgeslagen in het geautomatiseerde werk van de aanbieder en die niet voor deze aanbieder bestemd zijn of van hem afkomstig zijn.
2. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van de aanbieder van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot gegevens als bedoeld in de laatste volzin van het eerste lid, deze gegevens vorderen, voor zover zij klaarblijkelijk afkomstig zijn van een persoon ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of hebben gediend tot het in dat georganiseerd verband beramen of plegen van een misdrijf, of klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens in dat georganiseerd verband een misdrijf wordt beraamd of gepleegd.
Dit lid stelt dat in een situatie zoals beschreven in artikel 126o, eerste lid, de officier van justitie gegevens kan vorderen van een aanbieder. Dit is toegestaan als het belang van het onderzoek dit dringend vordert en als redelijkerwijs kan worden vermoed dat de aanbieder toegang heeft tot gegevens zoals omschreven in de laatste zin van het eerste lid van dit artikel (126ug). De vordering van deze gegevens is alleen mogelijk voor zover deze gegevens klaarblijkelijk afkomstig zijn van een persoon van wie, op basis van feiten of omstandigheden, een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze persoon betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven. Dit geldt ook als de gegevens voor die persoon bestemd zijn, op hem betrekking hebben, of gediend hebben voor het in georganiseerd verband beramen of plegen van een misdrijf. Ten slotte geldt dit ook als klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens in dat georganiseerd verband een misdrijf wordt beraamd of gepleegd.
3. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid verduidelijkt dat een vordering zoals beschreven in het tweede lid niet gericht kan worden tot de verdachte. Daarnaast is artikel 96a, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
4. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gedaan na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat een vordering zoals bedoeld in het tweede lid alleen mag worden gedaan na een voorafgaande schriftelijke machtiging. Deze machtiging wordt, op vordering van de officier van justitie, verleend door de rechter-commissaris. Artikel 126l, zevende lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.
5. Artikel 126nd, derde tot en met vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid geeft aan dat artikel 126nd, derde tot en met vijfde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:475
ECLI:NL:HR:2021:273 - Bewijsbeslag op de Staat: Spanning tussen verschoningsrecht en strafvordering
Een advocaat heeft een eigen, in rechte afdwingbaar belang bij de eerbiediging van zijn verschoningsrecht en kan daarvoor bewijsbeslag leggen. Beslag op originelen uit een strafdossier is wegens strijd met de openbare dienst verboden, maar beslag op daarvan gemaakte kopieën is wel toegestaan.
ECLI:NL:HR:2024:375
ECLI:NL:HR:2022:1257 - Vernietiging verschoningsgerechtigde gegevens: is 'uitgrijzen' een afdoende waarborg?
Het enkel 'uitgrijzen' of ontoegankelijk maken van verschoningsgerechtigde gegevens is niet zonder meer gelijk te stellen aan 'vernietiging' ex artikel 126aa Sv. Er moet worden gewaarborgd en gemotiveerd dat de gegevens daadwerkelijk niet meer kenbaar zijn voor de opsporing en niet opnieuw toegankelijk gemaakt kunnen worden.