Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel V. Bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband
Artikel 126ue

Artikel 126ue (Vorderen toekomstig te verwerken gegevens)

Laatste versie

1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bepalen dat een vordering als bedoeld in artikel 126ud, eerste lid, van degene die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, betrekking kan hebben op gegevens die eerst na het tijdstip van de vordering worden verwerkt. De periode waarover de vordering zich uitstrekt is maximaal vier weken en kan telkens met maximaal vier weken worden verlengd. De officier van justitie vermeldt deze periode in de vordering. De artikelen 126nd, tweede tot en met vierde lid en zevende lid, en 126ud, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

2. In een geval als bedoeld in het eerste lid bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van de vordering wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 126ud, eerste lid. Een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering vindt schriftelijk plaats. Artikel 126nd, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, kan de officier van justitie in een geval als bedoeld in het eerste lid in de vordering bepalen dat degene tot wie de vordering is gericht de gegevens direct na de verwerking verstrekt, dan wel telkens binnen een bepaalde periode na de verwerking verstrekt. De officier van justitie behoeft hiervoor een voorafgaande schriftelijke machtiging, op zijn vordering te verlenen door de rechter-commissaris, evenals voor een wijziging, aanvulling of verlenging van de vordering. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bepalen dat een vordering als bedoeld in artikel 126ud, eerste lid, van degene die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, betrekking kan hebben op gegevens die eerst na het tijdstip van de vordering worden verwerkt. De periode waarover de vordering zich uitstrekt is maximaal vier weken en kan telkens met maximaal vier weken worden verlengd. De officier van justitie vermeldt deze periode in de vordering. De artikelen 126nd, tweede tot en met vierde lid en zevende lid, en 126ud, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit artikelonderdeel stelt dat in een situatie zoals omschreven in artikel 126o, eerste lid, de officier van justitie, als het onderzoek dit vereist, kan bepalen dat een vordering tot het verkrijgen van gegevens (zoals bedoeld in artikel 126ud, eerste lid) die gericht is aan iemand die beroepsmatig gegevens verwerkt (dus niet voor persoonlijk gebruik), ook van toepassing kan zijn op gegevens die pas na het moment van de vordering worden verwerkt. De periode waarvoor zo'n vordering geldt, bedraagt maximaal vier weken en kan steeds met eenzelfde periode van maximaal vier weken worden verlengd. De officier van justitie moet deze periode in de vordering specificeren. Bepalingen uit de artikelen 126nd (tweede tot en met vierde lid en zevende lid) en 126ud (derde lid) zijn op een vergelijkbare manier van toepassing.

2. In een geval als bedoeld in het eerste lid bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van de vordering wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 126ud, eerste lid. Een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering vindt schriftelijk plaats. Artikel 126nd, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid specificeert dat, in een situatie zoals genoemd in het eerste lid, de officier van justitie moet beslissen dat de uitvoering van de vordering stopt (wordt beëindigd) zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 126ud, eerste lid. Elke verandering, toevoeging, verlenging of stopzetting van de vordering moet schriftelijk gebeuren. Artikel 126nd, vierde lid, is hierop op een vergelijkbare manier van toepassing.

3. Indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, kan de officier van justitie in een geval als bedoeld in het eerste lid in de vordering bepalen dat degene tot wie de vordering is gericht de gegevens direct na de verwerking verstrekt, dan wel telkens binnen een bepaalde periode na de verwerking verstrekt. De officier van justitie behoeft hiervoor een voorafgaande schriftelijke machtiging, op zijn vordering te verlenen door de rechter-commissaris, evenals voor een wijziging, aanvulling of verlenging van de vordering. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat als het belang van het onderzoek dit dringend vereist, de officier van justitie, in een geval zoals bedoeld in het eerste lid, in de vordering kan opnemen dat de persoon of instantie tot wie de vordering is gericht, de gegevens onmiddellijk na verwerking moet leveren, of steeds binnen een specifieke termijn na de verwerking. Voor een dergelijke bepaling heeft de officier van justitie vooraf schriftelijke toestemming (machtiging) nodig van de rechter-commissaris, die deze machtiging op verzoek (vordering) van de officier van justitie verleent. Deze machtiging is ook nodig voor een wijziging, aanvulling of verlenging van de vordering. Artikel 126l, zevende lid, is hierop op een vergelijkbare manier van toepassing.