Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel V. Bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband
Artikel 126uba

Artikel 126uba (Bevel binnendringen geautomatiseerd werk georganiseerde misdaad)

Laatste versie

1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk dat in gebruik is bij een persoon ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat hij betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven en, al dan niet met een technisch hulpmiddel, onderzoek doet met het oog op:

a. de vaststelling van bepaalde kenmerken van het geautomatiseerde werk of de gebruiker, zoals de identiteit of locatie, en de vastlegging daarvan; b. de uitvoering van een bevel als bedoeld in de artikelen 126s en 126t; c. de uitvoering van een bevel als bedoeld in artikel 126o waarbij de officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een technisch hulpmiddel op een persoon wordt bevestigd;

en, ingeval van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen;

d. de vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn opgeslagen, of eerst na het tijdstip van afgifte van het bevel worden opgeslagen, voor zover redelijkerwijs nodig om de waarheid aan de dag te brengen; e. de ontoegankelijkmaking van gegevens, bedoeld in artikel 126cc, vijfde lid. Artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet is niet van toepassing op handelingen ter uitvoering van een bevel als bedoeld in de eerste volzin.

2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, is schriftelijk en vermeldt:

a. een omschrijving van het georganiseerd verband en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon ten aanzien van wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven; b. zo mogelijk een nummer of een andere aanduiding waarmee het geautomatiseerde werk kan worden geïdentificeerd en, indien bekend, dat de gegevens niet in Nederland zijn opgeslagen; c. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld; d. een aanduiding van de aard en functionaliteit van het technische hulpmiddel, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gebruikt voor de uitvoering van het bevel; e. het onderdeel of de onderdelen, genoemd in het eerste lid, met het oog waarop het bevel wordt gegeven en, als dit het onderdeel a, d of e betreft, een duidelijke omschrijving van de te verrichten handelingen; f. ten aanzien van welk deel van het geautomatiseerde werk en welke categorie van gegevens aan het bevel uitvoering wordt gegeven; g. het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven; h. in het geval het een bevel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, betreft, een melding van het voornemen om een technisch hulpmiddel op een persoon te bevestigen.

3. Artikel 126nba, derde tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk dat in gebruik is bij een persoon ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat hij betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven en, al dan niet met een technisch hulpmiddel, onderzoek doet met het oog op:

Dit lid bepaalt dat, in een situatie zoals omschreven in artikel 126o, eerste lid, de officier van justitie een bevel kan geven indien het belang van het onderzoek dit met spoed vereist. Dit bevel houdt in dat een specifiek daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk (zoals een computer of server). Dit geautomatiseerde werk moet in gebruik zijn bij een persoon van wie, op basis van feiten of omstandigheden, een redelijk vermoeden bestaat dat hij betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen (plannen) of plegen van misdrijven. De opsporingsambtenaar mag hierbij, al dan niet met behulp van een technisch hulpmiddel, onderzoek doen met de volgende doeleinden:

a. de vaststelling van bepaalde kenmerken van het geautomatiseerde werk of de gebruiker, zoals de identiteit of locatie, en de vastlegging daarvan;

Dit betekent dat het onderzoek gericht kan zijn op het vaststellen en vervolgens vastleggen van specifieke kenmerken van het geautomatiseerde werk zelf of van de persoon die het gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn de identiteit of de locatie van de gebruiker of het systeem.

b. de uitvoering van een bevel als bedoeld in de artikelen 126s en 126t;

Dit betekent dat het binnendringen ook kan plaatsvinden om een bevel uit te voeren zoals dat is omschreven in de artikelen 126s (doorzoeking ter vastlegging van gegevens) en 126t (onderzoek van reeds vastgelegde gegevens).

c. de uitvoering van een bevel als bedoeld in artikel 126o waarbij de officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een technisch hulpmiddel op een persoon wordt bevestigd;

Dit betekent dat het binnendringen ook kan dienen ter uitvoering van een bevel zoals genoemd in artikel 126o (opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel), waarbij de officier van justitie specifiek kan bepalen dat voor de uitvoering van dat bevel een technisch hulpmiddel op een persoon wordt aangebracht.

en, ingeval van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen;

Deze zinsnede stelt een voorwaarde voor de hiernavolgende bevoegdheden (onderdelen d en e): deze mogen alleen worden toegepast indien het gaat om een misdrijf waarvoor volgens de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer kan worden opgelegd, of om een misdrijf dat specifiek is aangewezen in een algemene maatregel van bestuur.

d. de vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn opgeslagen, of eerst na het tijdstip van afgifte van het bevel worden opgeslagen, voor zover redelijkerwijs nodig om de waarheid aan de dag te brengen;

Dit betekent dat, onder de zojuist genoemde voorwaarde van een ernstig misdrijf, het onderzoek gericht kan zijn op het vastleggen van gegevens. Dit betreft zowel gegevens die al in het geautomatiseerde werk zijn opgeslagen als gegevens die pas worden opgeslagen na het tijdstip waarop het bevel is afgegeven. Deze vastlegging mag alleen plaatsvinden voor zover dit redelijkerwijs noodzakelijk is om de waarheid te achterhalen.

e. de ontoegankelijkmaking van gegevens, bedoeld in artikel 126cc, vijfde lid. Artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet is niet van toepassing op handelingen ter uitvoering van een bevel als bedoeld in de eerste volzin.

Dit betekent dat, eveneens onder de voorwaarde van een ernstig misdrijf, het onderzoek gericht kan zijn op het ontoegankelijk maken van gegevens zoals omschreven in artikel 126cc, vijfde lid (betreffende het vernietigen of onbruikbaar maken van kinderpornografisch materiaal). De bepalingen van artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet (die gaan over de geheimhouding van verkeers- en locatiegegevens) zijn niet van toepassing op handelingen die worden verricht om een bevel, zoals bedoeld in de eerste zin van dit artikelonderdeel (namelijk het ontoegankelijk maken van gegevens), uit te voeren.

2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, is schriftelijk en vermeldt:

Dit lid stelt dat het bevel van de officier van justitie, zoals genoemd in het eerste lid, op schrift moet worden gesteld en de volgende informatie moet bevatten:

a. een omschrijving van het georganiseerd verband en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon ten aanzien van wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven;

Het bevel moet een beschrijving geven van het georganiseerde verband. Indien de naam van de verdachte persoon bekend is, moet deze worden vermeld. Is de naam niet bekend, dan moet een zo precies mogelijke omschrijving worden gegeven van de persoon van wie, op basis van feiten en omstandigheden, een redelijk vermoeden bestaat dat deze betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven.

b. zo mogelijk een nummer of een andere aanduiding waarmee het geautomatiseerde werk kan worden geïdentificeerd en, indien bekend, dat de gegevens niet in Nederland zijn opgeslagen;

Het bevel moet, indien mogelijk, een nummer of een andere specificatie bevatten waarmee het geautomatiseerde werk kan worden geïdentificeerd. Ook moet worden vermeld, als dit bekend is, dat de betreffende gegevens niet in Nederland zijn opgeslagen (bijvoorbeeld op een server in het buitenland).

c. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;

Het bevel moet de specifieke feiten of omstandigheden vermelden waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden die in het eerste lid van dit artikel zijn gesteld (zoals het dringende onderzoeksbelang en het redelijke vermoeden jegens de persoon).

d. een aanduiding van de aard en functionaliteit van het technische hulpmiddel, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gebruikt voor de uitvoering van het bevel;

Het bevel moet aangeven welk soort technisch hulpmiddel, zoals genoemd in het eerste lid, zal worden gebruikt om het bevel uit te voeren, en wat de functionaliteit (de werking en mogelijkheden) van dat hulpmiddel is.

e. het onderdeel of de onderdelen, genoemd in het eerste lid, met het oog waarop het bevel wordt gegeven en, als dit het onderdeel a, d of e betreft, een duidelijke omschrijving van de te verrichten handelingen;

Het bevel moet specificeren voor welk(e) doel(en) uit het eerste lid (onderdelen a tot en met e) het bevel wordt gegeven. Indien het bevel wordt gegeven met het oog op de doelen genoemd in onderdeel a (vaststellen van kenmerken), d (vastleggen van gegevens) of e (ontoegankelijk maken van gegevens), dan moet het bevel ook een duidelijke beschrijving bevatten van de handelingen die daartoe zullen worden verricht.

f. ten aanzien van welk deel van het geautomatiseerde werk en welke categorie van gegevens aan het bevel uitvoering wordt gegeven;

Het bevel moet aangeven op welk specifiek deel van het geautomatiseerde werk en op welke categorieën van gegevens het bevel betrekking heeft en zal worden uitgevoerd.

g. het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven;

Het bevel moet het specifieke tijdstip vermelden waarop, of de periode aangeven waarbinnen, het bevel zal worden uitgevoerd.

h. in het geval het een bevel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, betreft, een melding van het voornemen om een technisch hulpmiddel op een persoon te bevestigen.

Indien het bevel wordt gegeven met het oog op het doel genoemd in het eerste lid, onderdeel c (de uitvoering van een bevel als bedoeld in artikel 126o waarbij een technisch hulpmiddel op een persoon wordt bevestigd), moet het bevel een mededeling bevatten van het voornemen om een dergelijk technisch hulpmiddel daadwerkelijk op een persoon te bevestigen.

3. Artikel 126nba, derde tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid bepaalt dat de bepalingen uit artikel 126nba, specifiek het derde tot en met het negende lid van dat artikel, op een vergelijkbare wijze van toepassing zijn op de situatie die in dit artikel (126uba) wordt geregeld. Deze leden van artikel 126nba betreffen onder andere de machtiging door de rechter-commissaris voor bepaalde handelingen, de verslaglegging van de uitvoering van het bevel, en de bewaartermijnen voor verkregen gegevens.