Artikel 126s (Opnemen vertrouwelijke communicatie georganiseerde misdaad)
1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d, met een technisch hulpmiddel vertrouwelijke communicatie opneemt waaraan een persoon deelneemt ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven.
2. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Hij kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende wordt betreden, indien het onderzoek dit dringend vordert en in het georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. Artikel 2, eerste lid, laatste volzin van de Algemene wet op het binnentreden is niet van toepassing.
3. Het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie is schriftelijk en vermeldt:
a. een omschrijving van het georganiseerd verband; b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid en, in geval van toepassing van de tweede volzin van het tweede lid, de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, zijn vervuld; c. de persoon, bedoeld in het eerste lid en, indien bekend, andere deelnemers aan de communicatie; d. bij toepassing van het tweede lid, de plaats die zal worden betreden; e. de wijze waarop aan het bevel uitvoering zal worden gegeven, en f. de geldigheidsduur van het bevel.
4. Het bevel kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. De machtiging betreft alle onderdelen van het bevel. Indien ter uitvoering van het bevel een woning mag worden betreden, wordt dat uitdrukkelijk in de machtiging vermeld.
5. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd.
6. Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de officier van justitie voor wijziging, aanvulling of verlenging een machtiging van de rechter-commissaris behoeft. Indien de officier van justitie bepaalt dat ter uitvoering van het bevel een woning wordt betreden, kan het bevel niet mondeling worden gegeven. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van het bevel wordt beëindigd.
7. Bij dringende noodzaak kan de machtiging van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde en zesde lid, mondeling worden gegeven, tenzij toepassing wordt gegeven aan de tweede volzin van het tweede lid. De rechter-commissaris stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.
8. Van het opnemen wordt binnen drie dagen proces-verbaal opgemaakt.
Uitleg in duidelijke taal
1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d, met een technisch hulpmiddel vertrouwelijke communicatie opneemt waaraan een persoon deelneemt ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven.
Dit betekent letterlijk: In een situatie zoals omschreven in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie, wanneer het onderzoek dit dringend vereist, een bevel geven dat een opsporingsambtenaar, zoals gespecificeerd in artikel 141, onderdelen b, c en d, met een technisch hulpmiddel vertrouwelijke communicatie opneemt. Deze communicatie moet een gesprek zijn waaraan een persoon deelneemt. Ten aanzien van deze persoon moet uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden blijken dat hij of zij betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen (voorbereiden) of plegen (uitvoeren) van misdrijven.
2. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Hij kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende wordt betreden, indien het onderzoek dit dringend vordert en in het georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. Artikel 2, eerste lid, laatste volzin van de Algemene wet op het binnentreden is niet van toepassing.
Dit betekent letterlijk: De officier van justitie heeft de bevoegdheid om, als dit in het belang van het onderzoek is, te beslissen dat voor de uitvoering van het bevel een besloten plaats (maar geen woning) mag worden betreden zonder dat de eigenaar of gebruiker (rechthebbende) daarvoor toestemming heeft gegeven. Verder kan hij beslissen dat voor de uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende mag worden betreden. Dit laatste mag alleen als het onderzoek dit dringend vereist én als er in het georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd waarvoor volgens de wet een gevangenisstraf van zes jaar of meer kan worden opgelegd. De laatste zin van artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden is hierbij niet geldig.
3. Het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie is schriftelijk en vermeldt:
Dit betekent letterlijk dat het bevel om vertrouwelijke communicatie op te nemen op schrift moet staan en de volgende gegevens moet bevatten:
a. een omschrijving van het georganiseerd verband;
Dit houdt in dat het bevel een beschrijving moet geven van het specifieke georganiseerde verband dat wordt onderzocht.
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid en, in geval van toepassing van de tweede volzin van het tweede lid, de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, zijn vervuld;
Dit houdt in dat het bevel de feiten of omstandigheden moet noemen waaruit duidelijk wordt dat voldaan is aan de voorwaarden die in het eerste lid staan. Als de tweede zin van het tweede lid van toepassing is (betreden van een woning), moeten ook de feiten of omstandigheden worden genoemd waaruit blijkt dat aan die specifieke voorwaarden is voldaan.
c. de persoon, bedoeld in het eerste lid en, indien bekend, andere deelnemers aan de communicatie;
Dit houdt in dat het bevel de persoon moet identificeren zoals genoemd in het eerste lid (de persoon van wie redelijkerwijs vermoed wordt betrokken te zijn bij georganiseerde misdaad). Ook moeten, als deze bekend zijn, andere personen die deelnemen aan de communicatie worden genoemd.
d. bij toepassing van het tweede lid, de plaats die zal worden betreden;
Dit houdt in dat, wanneer het tweede lid wordt toegepast (het betreden van een besloten plaats of woning), het bevel moet specificeren welke plaats precies zal worden betreden.
e. de wijze waarop aan het bevel uitvoering zal worden gegeven, en
Dit houdt in dat het bevel moet beschrijven op welke manier het opnemen van de communicatie (en eventueel het betreden van een plaats) zal plaatsvinden.
f. de geldigheidsduur van het bevel.
Dit houdt in dat het bevel moet aangeven hoe lang het geldig is.
4. Het bevel kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. De machtiging betreft alle onderdelen van het bevel. Indien ter uitvoering van het bevel een woning mag worden betreden, wordt dat uitdrukkelijk in de machtiging vermeld.
Dit betekent letterlijk: Het bevel mag alleen worden gegeven als de rechter-commissaris hiervoor een schriftelijke machtiging heeft verleend. Deze machtiging wordt verleend op verzoek (vordering) van de officier van justitie. De machtiging moet alle aspecten van het bevel dekken. Als het bevel toestaat dat een woning wordt betreden, dan moet dit expliciet (uitdrukkelijk) in de machtiging worden genoemd.
5. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd.
Dit betekent letterlijk: Het bevel is geldig voor een periode van maximaal vier weken. Na afloop kan de geldigheidsduur steeds opnieuw met maximaal vier weken worden verlengd.
6. Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de officier van justitie voor wijziging, aanvulling of verlenging een machtiging van de rechter-commissaris behoeft. Indien de officier van justitie bepaalt dat ter uitvoering van het bevel een woning wordt betreden, kan het bevel niet mondeling worden gegeven. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van het bevel wordt beëindigd.
Dit betekent letterlijk: De bepalingen uit artikel 126g, lid zes tot en met acht, gelden hier ook (zijn van overeenkomstige toepassing). Echter, een belangrijk verschil is dat de officier van justitie voor het wijzigen, aanvullen of verlengen van het bevel een machtiging van de rechter-commissaris nodig heeft. Als de officier van justitie besluit dat een woning mag worden betreden om het bevel uit te voeren, dan kan dit bevel niet mondeling worden gegeven. Zodra niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het betreden van een woning (zoals genoemd in de tweede zin van het tweede lid), moet de officier van justitie bevelen dat de uitvoering van het bevel stopt.
7. Bij dringende noodzaak kan de machtiging van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde en zesde lid, mondeling worden gegeven, tenzij toepassing wordt gegeven aan de tweede volzin van het tweede lid. De rechter-commissaris stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.
Dit betekent letterlijk: Als er een dringende noodzaak is, mag de rechter-commissaris de machtiging (zoals genoemd in het vierde en zesde lid) mondeling geven. Dit geldt echter niet als het gaat om het betreden van een woning volgens de tweede zin van het tweede lid; in dat geval moet de machtiging altijd schriftelijk zijn. Als de machtiging mondeling is gegeven, moet de rechter-commissaris deze binnen drie dagen alsnog op schrift stellen.
8. Van het opnemen wordt binnen drie dagen proces-verbaal opgemaakt.
Dit betekent letterlijk: Er moet binnen drie dagen nadat de communicatie is opgenomen, een officieel verslag (proces-verbaal) worden opgemaakt.