Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel V. Bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband
Artikel 126qa

Artikel 126qa (Stelselmatig inwinnen informatie georganiseerde misdaad)

Laatste versie

1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen, b, c en d, en 142, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over een persoon ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven.

2. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd.

3. Het bevel tot het inwinnen van informatie is schriftelijk en vermeldt:

a. een omschrijving van het georganiseerd verband; b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld; c. indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de persoon, bedoeld in het eerste lid; d. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en e. de geldigheidsduur van het bevel.

4. Artikel 126h, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

5. Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen, b, c en d, en 142, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over een persoon ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven.

Dit betekent dat in een situatie zoals beschreven in artikel 126o, eerste lid, de officier van justitie, als dit nodig is voor het onderzoek, een bevel kan geven. Dit bevel houdt in dat een opsporingsambtenaar, zoals genoemd in de artikelen 141, onderdelen b, c en d, en 142, systematisch informatie verzamelt over een specifieke persoon. Dit gebeurt zonder dat de opsporingsambtenaar laat weten dat hij als zodanig optreedt (dus undercover). Er moet een redelijk vermoeden zijn, gebaseerd op feiten of omstandigheden, dat deze persoon betrokken is bij het plannen (beramen) of plegen van misdrijven binnen een georganiseerd verband.

2. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd.

Dit betekent dat het bevel om informatie in te winnen geldig is voor een periode van maximaal drie maanden. Na afloop van deze periode kan de geldigheidsduur steeds opnieuw met maximaal drie maanden worden verlengd.

3. Het bevel tot het inwinnen van informatie is schriftelijk en vermeldt:

Dit betekent dat het bevel om informatie in te winnen op schrift moet staan en de volgende gegevens moet bevatten:

a. een omschrijving van het georganiseerd verband;

Dit houdt in dat het bevel een beschrijving moet geven van het specifieke georganiseerde verband waar het onderzoek zich op richt.

b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;

Dit houdt in dat het bevel de feiten of omstandigheden moet specificeren waaruit blijkt dat voldaan is aan de eisen die in het eerste lid van dit artikel zijn gesteld (zoals het redelijk vermoeden van betrokkenheid bij georganiseerde misdaad).

c. indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de persoon, bedoeld in het eerste lid;

Dit houdt in dat het bevel, als deze bekend is, de naam moet vermelden van de persoon waarover informatie wordt ingewonnen (de persoon genoemd in het eerste lid). Als de naam niet bekend is, moet een zo precies mogelijke beschrijving van deze persoon worden gegeven.

d. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en

Dit houdt in dat het bevel moet omschrijven op welke manier het bevel om informatie in te winnen zal worden uitgevoerd.

e. de geldigheidsduur van het bevel.

Dit houdt in dat het bevel de periode moet vermelden waarvoor het geldig is.

4. Artikel 126h, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat de bepalingen uit het vierde en vijfde lid van artikel 126h op een vergelijkbare manier gelden voor de situatie die in dit artikel (126qa) wordt beschreven.

5. Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat de bepalingen uit het zesde, zevende en achtste lid van artikel 126g op een vergelijkbare manier gelden voor de situatie die in dit artikel (126qa) wordt beschreven.