Artikel 126nd (Vorderen van gegevens door officier van justitie)
1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens, vorderen deze gegevens te verstrekken.
2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. De vordering kan niet betrekking hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging. Indien de vordering, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een persoon die aanspraak kan maken op bronbescherming, kan deze slechts worden gedaan na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 218a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Een vordering als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en vermeldt:
a. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon of de personen over wie gegevens worden gevorderd; b. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gegevens die worden gevorderd en de termijn waarbinnen, alsmede de wijze waarop deze dienen te worden verstrekt; c. de titel van de vordering.
4. Bij dringende noodzaak kan de vordering mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt de vordering in dat geval achteraf op schrift en verstrekt deze binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie de vordering is gericht.
5. De officier van justitie doet van de verstrekking van gegevens proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:
a. de gegevens, bedoeld in het derde lid; b. de verstrekte gegevens; c. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte; d. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld; e. de reden waarom de gegevens in het belang van het onderzoek worden gevorderd.
6. In geval van verdenking van een ander strafbaar feit dan bedoeld in het eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering als bedoeld in dat lid doen met voorafgaande schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris verleent de machtiging op vordering van de officier van justitie. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens worden gevorderd en verstrekt.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens, vorderen deze gegevens te verstrekken.
Dit betekent letterlijk dat wanneer er een verdenking bestaat van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 67, eerste lid, de officier van justitie, indien dit in het belang van het onderzoek is, kan eisen (vorderen) dat de persoon van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze toegang heeft tot specifieke opgeslagen of vastgelegde gegevens, deze gegevens overhandigt (verstrekt).
2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. De vordering kan niet betrekking hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging. Indien de vordering, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een persoon die aanspraak kan maken op bronbescherming, kan deze slechts worden gedaan na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 218a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat een eis tot het verstrekken van gegevens, zoals genoemd in het eerste lid, niet aan de verdachte zelf kan worden gesteld. Artikel 96a, derde lid, geldt hier op een vergelijkbare manier (is van overeenkomstige toepassing). De vordering mag geen betrekking hebben op persoonlijke gegevens over iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke voorkeur, gezondheid, seksueel leven, of lidmaatschap van een vakbond. Als de vordering, zoals bedoeld in het eerste lid, gericht is op een persoon die recht heeft op bronbescherming (bijvoorbeeld journalisten), dan kan deze vordering alleen worden gedaan na een schriftelijke toestemming (machtiging) van de rechter-commissaris. Deze machtiging wordt verleend op verzoek (vordering) van de officier van justitie. Artikel 218a, tweede lid, is hierbij ook op een vergelijkbare manier van toepassing.
3. Een vordering als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en vermeldt:
Dit lid specificeert dat een vordering zoals bedoeld in het eerste lid schriftelijk moet zijn en de volgende informatie moet bevatten:
a. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon of de personen over wie gegevens worden gevorderd;
Dit betekent: als de naam bekend is, moet deze vermeld worden, of anders een zo precies mogelijke beschrijving van de persoon of personen van wie gegevens worden geëist.
b. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gegevens die worden gevorderd en de termijn waarbinnen, alsmede de wijze waarop deze dienen te worden verstrekt;
Dit betekent: een zo precies mogelijke beschrijving van de gegevens die worden geëist, de periode waarbinnen deze gegevens verstrekt moeten worden, en de manier waarop ze verstrekt moeten worden.
c. de titel van de vordering.
Dit betekent: de officiële benaming (titel) van de vordering.
4. Bij dringende noodzaak kan de vordering mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt de vordering in dat geval achteraf op schrift en verstrekt deze binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie de vordering is gericht.
Dit lid bepaalt dat in geval van grote spoed (dringende noodzaak) de vordering ook mondeling mag worden gedaan. De officier van justitie moet de vordering dan later alsnog op schrift stellen en deze binnen drie dagen na het doen van de mondelinge vordering overhandigen aan de persoon tot wie de vordering gericht was.
5. De officier van justitie doet van de verstrekking van gegevens proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:
Dit lid stelt dat de officier van justitie een officieel verslag (proces-verbaal) laat opmaken van de verstrekking van de gegevens. In dit proces-verbaal moeten de volgende zaken worden opgenomen:
a. de gegevens, bedoeld in het derde lid;
Dit betekent: de informatie zoals genoemd in het derde lid van dit artikel (naam persoon, omschrijving gegevens, termijn, wijze van verstrekking, titel vordering).
b. de verstrekte gegevens;
Dit betekent: de gegevens die daadwerkelijk zijn overhandigd.
c. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;
Dit betekent: het specifieke misdrijf waar het onderzoek betrekking op heeft, en als deze bekend is, de naam van de verdachte, of anders een zo precies mogelijke beschrijving van de verdachte.
d. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
Dit betekent: de feiten of omstandigheden die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden uit het eerste lid (verdenking misdrijf artikel 67 lid 1, belang van het onderzoek, redelijk vermoeden toegang tot gegevens).
e. de reden waarom de gegevens in het belang van het onderzoek worden gevorderd.
Dit betekent: de uitleg waarom het vorderen van de gegevens noodzakelijk is voor het onderzoek.
6. In geval van verdenking van een ander strafbaar feit dan bedoeld in het eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering als bedoeld in dat lid doen met voorafgaande schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris verleent de machtiging op vordering van de officier van justitie. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid regelt de situatie waarin er een verdenking is van een ander strafbaar feit dan de misdrijven genoemd in het eerste lid (artikel 67, eerste lid). Ook dan kan de officier van justitie, in het belang van het onderzoek, een vordering tot het verstrekken van gegevens doen, maar hiervoor is voorafgaande schriftelijke toestemming (machtiging) van de rechter-commissaris nodig. De rechter-commissaris geeft deze machtiging op verzoek (vordering) van de officier van justitie. De bepalingen van het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel gelden hier op een vergelijkbare manier. Ook artikel 126l, zevende lid, is hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens worden gevorderd en verstrekt.
Dit lid stelt dat er via een algemene maatregel van bestuur (een soort uitvoeringsbesluit van de regering) nadere regels kunnen worden vastgesteld over hoe gegevens precies gevorderd en verstrekt moeten worden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:475
ECLI:NL:HR:2017:1205 - Verschoningsrecht van verpleegkundige 112-centralist en doorbreking beroepsgeheim
Een BIG-geregistreerde verpleegkundige op een 112-meldkamer heeft een verschoningsrecht. Het oordeel van de verschoningsgerechtigde dat informatie hieronder valt, moet worden gerespecteerd, tenzij dit oordeel onmiskenbaar onjuist is. Zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen doorbreking van dit recht rechtvaardigen, waarbij de verplichting tot onderzoek uit art. 2 EVRM meeweegt.