Artikel 126nc (Vorderen identificerende gegevens door opsporingsambtenaar)
1. In geval van verdenking van een misdrijf kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek van degene die daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt en die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, vorderen bepaalde opgeslagen of vastgelegde identificerende gegevens van een persoon te verstrekken.
2. Onder identificerende gegevens wordt verstaan:
a. naam, adres, woonplaats en postadres; b. geboortedatum en geslacht; c. administratieve kenmerken; d. in geval van een rechtspersoon, in plaats van de gegevens, bedoeld onder a en b: naam, adres, postadres, rechtsvorm en vestigingsplaats.
3. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. De vordering kan geen betrekking hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging.
4. Een vordering als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en vermeldt:
a. een aanduiding van de persoon op wiens identificerende gegevens de vordering betrekking heeft; b. de identificerende gegevens die worden gevorderd; c. de termijn waarbinnen en de wijze waarop de gegevens dienen te worden verstrekt; d. de titel van de vordering.
5. Bij dringende noodzaak kan een vordering als bedoeld het eerste lid mondeling worden gegeven. De opsporingsambtenaar stelt de vordering in dat geval achteraf op schrift en verstrekt deze binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie de vordering is gericht.
6. Van de verstrekking van identificerende gegevens maakt de opsporingsambtenaar proces-verbaal op, waarin hij vermeldt:
a. de gegevens, bedoeld in het vierde lid; b. de verstrekte gegevens; c. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte; d. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de opsporingsambtenaar die de gegevens vordert en de wijze waarop de gegevens worden gevorderd en verstrekt.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van verdenking van een misdrijf kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek van degene die daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt en die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, vorderen bepaalde opgeslagen of vastgelegde identificerende gegevens van een persoon te verstrekken.
Dit lid betekent letterlijk dat als er een verdenking van een misdrijf bestaat, de opsporingsambtenaar, handelend in het belang van het onderzoek, van een partij die daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt en die beroepsmatig (dus niet voor persoonlijk gebruik) gegevens verwerkt, kan eisen dat deze bepaalde opgeslagen of vastgelegde identificerende gegevens van een persoon overhandigt.
2. Onder identificerende gegevens wordt verstaan:
Dit betekent letterlijk dat onder de term 'identificerende gegevens' het volgende wordt begrepen:
a. naam, adres, woonplaats en postadres;
Dit omvat de volledige naam, het fysieke adres, de woonplaats en een eventueel postadres.
b. geboortedatum en geslacht;
Dit betreft de datum van geboorte en het geslacht van de persoon.
c. administratieve kenmerken;
Dit zijn kenmerken die in administraties worden gebruikt voor identificatie, zoals nummers of codes.
d. in geval van een rechtspersoon, in plaats van de gegevens, bedoeld onder a en b: naam, adres, postadres, rechtsvorm en vestigingsplaats.
Dit betekent letterlijk dat als het om een rechtspersoon gaat, in plaats van de gegevens genoemd onder a en b, de volgende gegevens als identificerend worden beschouwd: naam, adres, postadres, de juridische vorm en de vestigingsplaats.
3. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. De vordering kan geen betrekking hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging.
Dit lid betekent letterlijk dat een vordering zoals in het eerste lid beschreven niet aan de verdachte gericht mag worden. Verder is artikel 96a, derde lid, op een vergelijkbare manier van toepassing. Bovendien mag de vordering geen betrekking hebben op gevoelige persoonsgegevens zoals iemands godsdienst, levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksueel leven of lidmaatschap van een vakvereniging.
4. Een vordering als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en vermeldt:
Dit betekent letterlijk dat een vordering zoals in het eerste lid bedoeld, schriftelijk moet zijn en de volgende elementen moet bevatten:
a. een aanduiding van de persoon op wiens identificerende gegevens de vordering betrekking heeft;
Dit houdt in dat duidelijk moet zijn op welke persoon de vordering voor identificerende gegevens ziet.
b. de identificerende gegevens die worden gevorderd;
Dit betekent dat specifiek moet worden aangegeven welke identificerende gegevens worden opgevraagd.
c. de termijn waarbinnen en de wijze waarop de gegevens dienen te worden verstrekt;
Dit houdt in dat de vordering de deadline en de methode voor het aanleveren van de gegevens moet specificeren.
d. de titel van de vordering.
Dit betekent dat de vordering een officiële benaming moet hebben.
5. Bij dringende noodzaak kan een vordering als bedoeld het eerste lid mondeling worden gegeven. De opsporingsambtenaar stelt de vordering in dat geval achteraf op schrift en verstrekt deze binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie de vordering is gericht.
Dit lid betekent letterlijk dat in een situatie van dringende noodzaak een vordering zoals in het eerste lid beschreven, mondeling mag worden gedaan. De opsporingsambtenaar moet deze mondelinge vordering dan wel later op schrift stellen en dit document binnen drie dagen na de mondelinge vordering overhandigen aan de partij tot wie de vordering was gericht.
6. Van de verstrekking van identificerende gegevens maakt de opsporingsambtenaar proces-verbaal op, waarin hij vermeldt:
Dit lid betekent letterlijk dat de opsporingsambtenaar een officieel schriftelijk verslag (proces-verbaal) moet opmaken wanneer identificerende gegevens worden verstrekt. In dit verslag vermeldt hij:
a. de gegevens, bedoeld in het vierde lid;
Dit betreft de gegevens die, zoals omschreven in het vierde lid, in de vordering vermeld moeten zijn.
b. de verstrekte gegevens;
Dit zijn de identificerende gegevens die daadwerkelijk zijn overhandigd.
c. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;
Dit betreft het specifieke misdrijf en, als deze bekend is, de naam van de verdachte, of anders een zo precies mogelijke beschrijving van de verdachte.
d. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld.
Dit zijn de feiten of omstandigheden die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden uit het eerste lid om de vordering te mogen doen.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de opsporingsambtenaar die de gegevens vordert en de wijze waarop de gegevens worden gevorderd en verstrekt.
Dit lid betekent letterlijk dat er via een algemene maatregel van bestuur (een soort uitvoeringsbesluit van de regering) nadere regels kunnen worden opgesteld. Deze regels gaan over welke opsporingsambtenaar de gegevens mag vorderen en hoe het vorderen en verstrekken van die gegevens moet gebeuren.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:475
ECLI:NL:HR:2024:375
ECLI:NL:HR:2017:22 - Hoge Raad: Niet leveren na Marktplaats-verkoop is niet direct oplichting
Het enkel plaatsen van een advertentie op Marktplaats, ontvangen van betaling en vervolgens niet leveren, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van oplichting. Voor een 'samenweefsel van verdichtsels' zijn bijkomende leugens of een meer omvattende listige kunstgreep vereist.
ECLI:NL:HR:2016:11 - Opzet bij medeplichtigheid en witwassen: terbeschikkingstelling bankrekening onvoldoende
Het ter beschikking stellen van een bankrekening is onvoldoende om het voor medeplichtigheid aan oplichting vereiste 'dubbel opzet' aan te nemen. Evenmin kan hieruit zonder meer de voor witwassen vereiste wetenschap dat het geld uit misdrijf afkomstig is, worden afgeleid.
ECLI:NL:HR:2024:67 - Money mule: bankrekening ter beschikking stellen is verhullen bij witwassen
Het ter beschikking stellen van een bankrekening en betaalpas aan derden om geld door te sluizen, is een gedraging die gericht is op en geschikt is voor het verhullen van de werkelijke aard, vervreemding en rechthebbende van het geld. Dit levert 'verhullingswitwassen' op.