Artikel 126l (Bevel opnemen vertrouwelijke communicatie)
1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d, vertrouwelijke communicatie opneemt met een technisch hulpmiddel.
2. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Hij kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende wordt betreden, indien het onderzoek dit dringend vordert en de verdenking een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Artikel 2, eerste lid, laatste volzin van de Algemene wet op het binnentreden is niet van toepassing.
3. Het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie is schriftelijk en vermeldt:
a. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte; b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid en, in geval van toepassing van de tweede volzin van het tweede lid, de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, zijn vervuld; c. ten minste een van de personen die aan de communicatie deelnemen, dan wel, indien het bevel communicatie betreft op een besloten plaats of in een vervoermiddel, een van de personen die aan de communicatie deelnemen of een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van die plaats of dat vervoermiddel; d. bij toepassing van het tweede lid, de plaats die zal worden betreden; e. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en f. de geldigheidsduur van het bevel.
4. Het bevel kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. De machtiging betreft alle onderdelen van het bevel. Indien ter uitvoering van het bevel een woning mag worden betreden, wordt dat uitdrukkelijk in de machtiging vermeld.
5. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd.
6. Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de officier van justitie voor wijziging, aanvulling of verlenging een machtiging van de rechter-commissaris behoeft. Indien de officier van justitie bepaalt dat ter uitvoering van het bevel een woning wordt betreden, kan het bevel niet mondeling worden gegeven. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van het bevel wordt beëindigd.
7. Bij dringende noodzaak kan de machtiging van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde en zesde lid, mondeling worden gegeven, tenzij toepassing wordt gegeven aan de tweede volzin van het tweede lid. De rechter-commissaris stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.
8. Van het opnemen wordt binnen drie dagen proces-verbaal opgemaakt.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d, vertrouwelijke communicatie opneemt met een technisch hulpmiddel.
Dit betekent dat wanneer er een verdenking bestaat van een misdrijf zoals gedefinieerd in artikel 67, eerste lid, en dit misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt, hetzij door de aard van het misdrijf zelf, hetzij door de samenhang met andere misdrijven begaan door de verdachte, de officier van justitie een bevel kan uitvaardigen. Dit bevel mag alleen worden gegeven als het onderzoek dit dringend vordert. Het bevel houdt in dat een opsporingsambtenaar, zoals gespecificeerd in artikel 141, onderdelen b, c en d, vertrouwelijke communicatie mag opnemen door middel van een technisch hulpmiddel.
2. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Hij kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende wordt betreden, indien het onderzoek dit dringend vordert en de verdenking een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Artikel 2, eerste lid, laatste volzin van de Algemene wet op het binnentreden is niet van toepassing.
Dit lid stelt dat de officier van justitie, als dit in het belang van het onderzoek is, kan besluiten dat voor de uitvoering van het bevel een besloten plaats, die geen woning is, mag worden betreden zonder dat de rechthebbende (eigenaar of gebruiker) daarvoor toestemming heeft gegeven. Verder kan de officier van justitie bepalen dat voor de uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende mag worden betreden, maar alleen als het onderzoek dit dringend vordert én als de verdenking een misdrijf betreft waarvoor volgens de wet een gevangenisstraf van acht jaar of langer kan worden opgelegd. De laatste zin van artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden is hierbij niet van toepassing.
3. Het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie is schriftelijk en vermeldt:
Dit betekent dat het bevel om vertrouwelijke communicatie op te nemen altijd schriftelijk moet zijn en de volgende informatie moet bevatten:
a. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;
Het bevel moet specificeren om welk misdrijf het gaat en, als deze bekend is, de naam van de verdachte. Als de naam niet bekend is, moet een zo precies mogelijke omschrijving van de verdachte worden gegeven.
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid en, in geval van toepassing van de tweede volzin van het tweede lid, de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, zijn vervuld;
Het bevel moet de feiten of omstandigheden beschrijven die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden zoals genoemd in het eerste lid (verdenking ernstig misdrijf, dringende vordering onderzoek). Indien de tweede zin van het tweede lid van toepassing is (betreden woning), moeten ook de feiten of omstandigheden worden genoemd waaruit blijkt dat aan die specifieke voorwaarden (dringende vordering onderzoek én verdenking misdrijf met strafmaat acht jaar of meer) is voldaan.
c. ten minste een van de personen die aan de communicatie deelnemen, dan wel, indien het bevel communicatie betreft op een besloten plaats of in een vervoermiddel, een van de personen die aan de communicatie deelnemen of een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van die plaats of dat vervoermiddel;
Het bevel moet ten minste één van de personen identificeren die deelneemt aan de vertrouwelijke communicatie. Als het bevel betrekking heeft op communicatie op een besloten plaats of in een vervoermiddel, dan moet het bevel óf een van de deelnemende personen noemen óf een zo precies mogelijke omschrijving geven van die besloten plaats of dat vervoermiddel.
d. bij toepassing van het tweede lid, de plaats die zal worden betreden;
Als het tweede lid wordt toegepast (betreden van een besloten plaats of woning), moet het bevel specificeren welke plaats precies betreden zal worden.
e. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en
Het bevel moet beschrijven op welke manier het zal worden uitgevoerd.
f. de geldigheidsduur van het bevel.
Het bevel moet aangeven hoe lang het geldig is.
4. Het bevel kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. De machtiging betreft alle onderdelen van het bevel. Indien ter uitvoering van het bevel een woning mag worden betreden, wordt dat uitdrukkelijk in de machtiging vermeld.
Dit lid stelt dat de officier van justitie het bevel alleen mag geven nadat de rechter-commissaris hiervoor een schriftelijke machtiging heeft verleend. Deze machtiging wordt verleend op vordering (verzoek) van de officier van justitie. De machtiging moet alle onderdelen van het bevel dekken. Als het bevel inhoudt dat een woning mag worden betreden, moet dit expliciet in de machtiging worden opgenomen.
5. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd.
Dit betekent dat het bevel voor maximaal vier weken geldig is. Deze geldigheidsduur kan steeds opnieuw met maximaal vier weken worden verlengd.
6. Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de officier van justitie voor wijziging, aanvulling of verlenging een machtiging van de rechter-commissaris behoeft. Indien de officier van justitie bepaalt dat ter uitvoering van het bevel een woning wordt betreden, kan het bevel niet mondeling worden gegeven. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van het bevel wordt beëindigd.
Dit lid verklaart dat artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, op een vergelijkbare manier van toepassing is. Het verschil is dat de officier van justitie voor een wijziging, aanvulling of verlenging van het bevel een machtiging van de rechter-commissaris nodig heeft. Als de officier van justitie besluit dat voor de uitvoering van het bevel een woning wordt betreden, mag het bevel niet mondeling worden gegeven. Zodra niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden uit de tweede zin van het tweede lid (voor het betreden van een woning), moet de officier van justitie de uitvoering van het bevel stoppen.
7. Bij dringende noodzaak kan de machtiging van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde en zesde lid, mondeling worden gegeven, tenzij toepassing wordt gegeven aan de tweede volzin van het tweede lid. De rechter-commissaris stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.
Dit betekent dat in gevallen van dringende noodzaak de machtiging van de rechter-commissaris (zoals genoemd in het vierde en zesde lid) mondeling mag worden gegeven. Een uitzondering hierop is wanneer de tweede zin van het tweede lid van toepassing is (betreden van een woning); in dat geval kan de machtiging niet mondeling. Als de machtiging mondeling is gegeven, moet de rechter-commissaris deze binnen drie dagen op schrift stellen.
8. Van het opnemen wordt binnen drie dagen proces-verbaal opgemaakt.
Dit lid stelt dat er binnen drie dagen nadat de vertrouwelijke communicatie is opgenomen, een proces-verbaal (een officieel schriftelijk verslag) moet worden opgemaakt.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:475
ECLI:NL:HR:2019:1982 - Mr. Big-arrest: grenzen aan undercovermethoden en bescherming verklaringsvrijheid verdachte
De Hoge Raad vernietigt een moordveroordeling omdat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door een undercoveroperatie ('Mr. Big'-methode) verkregen bekentenis toelaatbaar was. De verklaringsvrijheid van de verdachte kan geschonden zijn door de opgebouwde druk en de voorwaardelijke, lucratieve baanaanbieding.