Artikel 126f (Sluiting en heropening strafrechtelijk financieel onderzoek)
1. Zodra de officier van justitie oordeelt dat het strafrechtelijk financieel onderzoek is voltooid of dat tot de voortzetting daarvan geen grond bestaat, sluit hij het onderzoek bij schriftelijke gedagtekende beschikking.
2. Indien de verdachte bij de einduitspraak terzake van het strafbare feit of het misdrijf, bedoeld in artikel 36e, eerste onderscheidenlijk derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet wordt veroordeeld, sluit de officier het strafrechtelijk financieel onderzoek evenzo. In dat geval is de officier bevoegd van de rechter-commissaris heropening van het strafrechtelijk financieel onderzoek te vorderen, zodra de verdachte alsnog terzake van het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld.
3. De officier zendt een afschrift van zijn beschikking tot sluiting van het strafrechtelijk financieel onderzoek aan de rechter-commissaris en doet een afschrift van zijn beschikking aan degene tegen wie het is gericht betekenen, onder mededeling van het recht tot kennisneming van de stukken van het onderzoek.
4. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, de artikelen 511d, tweede en derde lid, 511e, tweede lid, en 511g, tweede lid, onder c, kan een gesloten strafrechtelijk financieel onderzoek worden heropend krachtens een nadere machtiging van de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie verleend. Het vierde lid van artikel 126 is van toepassing.
5. Een nadere machtiging wordt zo spoedig mogelijk met de vordering waarop zij rust aan degene tegen wie het onderzoek is gericht betekend. De voorgaande leden zijn van toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Zodra de officier van justitie oordeelt dat het strafrechtelijk financieel onderzoek is voltooid of dat tot de voortzetting daarvan geen grond bestaat, sluit hij het onderzoek bij schriftelijke gedagtekende beschikking.
Dit betekent letterlijk: Wanneer de officier van justitie van mening is dat het strafrechtelijk financieel onderzoek afgerond is, of dat er geen redenen (geen grond) meer zijn om het voort te zetten, dan beëindigt (sluit) de officier van justitie het onderzoek. Deze sluiting gebeurt door middel van een schriftelijk document (beschikking) waarop een datum staat.
2. Indien de verdachte bij de einduitspraak terzake van het strafbare feit of het misdrijf, bedoeld in artikel 36e, eerste onderscheidenlijk derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet wordt veroordeeld, sluit de officier het strafrechtelijk financieel onderzoek evenzo. In dat geval is de officier bevoegd van de rechter-commissaris heropening van het strafrechtelijk financieel onderzoek te vorderen, zodra de verdachte alsnog terzake van het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld.
Dit betekent letterlijk: Als de verdachte in de definitieve rechterlijke beslissing (einduitspraak) over het strafbare feit of het misdrijf (zoals genoemd in artikel 36e, eerste en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht) niet schuldig wordt bevonden (niet wordt veroordeeld), dan sluit de officier van justitie het strafrechtelijk financieel onderzoek ook. In die situatie heeft de officier van justitie de mogelijkheid (is bevoegd) om bij de rechter-commissaris te vragen (vorderen) om het strafrechtelijk financieel onderzoek opnieuw te starten (heropening), op het moment dat de verdachte toch nog voor het feit waarvoor hij beschuldigd werd (tenlastegelegde feit) wordt veroordeeld.
3. De officier zendt een afschrift van zijn beschikking tot sluiting van het strafrechtelijk financieel onderzoek aan de rechter-commissaris en doet een afschrift van zijn beschikking aan degene tegen wie het is gericht betekenen, onder mededeling van het recht tot kennisneming van de stukken van het onderzoek.
Dit betekent letterlijk: De officier van justitie stuurt een kopie (afschrift) van zijn besluit (beschikking) om het strafrechtelijk financieel onderzoek te sluiten naar de rechter-commissaris. Daarnaast zorgt de officier ervoor dat een kopie van dit besluit officieel wordt overhandigd (betekenen) aan de persoon op wie het onderzoek gericht was. Bij deze overhandiging wordt ook meegedeeld dat deze persoon het recht heeft om de documenten (stukken) van het onderzoek in te zien (kennisneming).
4. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, de artikelen 511d, tweede en derde lid, 511e, tweede lid, en 511g, tweede lid, onder c, kan een gesloten strafrechtelijk financieel onderzoek worden heropend krachtens een nadere machtiging van de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie verleend. Het vierde lid van artikel 126 is van toepassing.
Dit betekent letterlijk: Zonder afbreuk te doen aan (onverminderd) wat er in het tweede lid van dit artikel staat, en wat er in de artikelen 511d (tweede en derde lid), 511e (tweede lid), en 511g (tweede lid, onder c) is bepaald, kan een afgesloten (gesloten) strafrechtelijk financieel onderzoek opnieuw worden gestart (heropend). Dit kan gebeuren op basis van (krachtens) een nieuwe toestemming (nadere machtiging) van de rechter-commissaris, die wordt gegeven op verzoek (op vordering) van de officier van justitie. De regels uit het vierde lid van artikel 126 zijn hierbij ook geldig (van toepassing).
5. Een nadere machtiging wordt zo spoedig mogelijk met de vordering waarop zij rust aan degene tegen wie het onderzoek is gericht betekend. De voorgaande leden zijn van toepassing.
Dit betekent letterlijk: Een nieuwe toestemming (nadere machtiging) tot heropening, samen met het verzoek (vordering) waarop deze toestemming gebaseerd is, wordt zo snel als mogelijk officieel overhandigd (betekend) aan de persoon op wie het onderzoek gericht is. De regels die in de eerdere leden van dit artikel staan (de voorgaande leden) zijn ook hier van toepassing.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2012:BT6254
ECLI:NL:HR:2019:1932 - Termijnoverschrijding ontnemingsvordering: niet altijd fataal bij bijzondere omstandigheden
Overschrijding van de tweejaarstermijn voor het aanhangig maken van een ontnemingsvordering leidt niet automatisch tot niet-ontvankelijkheid. Onder bijzondere omstandigheden, zoals een eerdere tijdige vordering bij een onbevoegde rechter en een spoedige herhaling bij de bevoegde rechter, kan de vordering ontvankelijk blijven.
ECLI:NL:HR:2005:AS2752
ECLI:NL:HR:2021:1917 - Termijnoverschrijding ontnemingsvordering: niet fataal bij bijzondere omstandigheden
Overschrijding van de tweejaarstermijn voor het indienen van een ontnemingsvordering (art. 511b Sv) leidt niet automatisch tot niet-ontvankelijkheid. Bijzondere omstandigheden, zoals een eerdere tijdige vordering en een complex procesverloop, kunnen rechtvaardigen dat van niet-ontvankelijkverklaring wordt afgezien.